85
ietwat vreemden indruk deze stof in dit leerboek der landmeetkunde behandeld
te zien. Een gesprek met den eersten schrijver leerde mij de bedoeling er van.
Dit boek nl. biedt een mogelijkheid een vrij uitgebreiden lezerskring onder de
oogen te brengen hoe eigenlijk in ons land gewerkt moet worden bij de behande
ling van groote technisch-landmeetkundige opdrachten. Juist omdat hieraan zoo
veel mankeert en in technische kringen zoo weinig bekendheid met de land
meetkundige organisaties en hun werkmethoden bestaat, wordt er veel onnut werk
gedaan niet alleen, maar ook dikwijls overbodig of onhandig opgezet werk
geleverd. Men hoopt, dat de stelselmatige behandeling in dit leerboek een beter
inzicht in de mogelijkheden van de landmeetkunde en een beteren kijk op de
wijze van uitvoering tengevolge heeft. De hoofdstukken over hydrografische
metingen en over landmeetkundig werk bij exploraties zijn interessant en zullen
voor velen nieuw zijn.
Ziehier dan een overzicht van het werk. Wanneer ik thans met eenige op
merkingen kom, is dit niet om aan de waarde van het werk afbreuk te doen.
Ik geef ze om er mee aan te toonen, dat het mij ernst is geweest met de doorlezing
van het werk en bovendien in de hoop, dat de schrijvers bij een tweeden druk
er zoo mogelijk rekening mee willen houden.
III. 6. „Invloed van fouten in de metingen", acht ik niet de meest geslaagde.
Ze lijkt mij te beknopt. Enkele bladzijden meer zouden hier wonderen hebben
gewrocht. Het is nu soms raden. Zoo is niet duidelijk bij formule III. 6. A hoe
v gedefinieerd is. Er staat ,,v de fout (=abscis der kromme)". Waaruit
wordt deze geteld? In de figuur III. 6. a. leest men v x-X, maar wat is XI
Noodzakelijk was m.i. een uitgebreidere toelichting op de beteekenis van s in
III. 6. B. Onjuist is hetgeen aan het eind van artikel III. 6. 1 gezegd wordt over
correlatie. In b.v. tweedimensionale normale verdeeling kan correlatie optreden.
Aan de verdeelingen der afzonderlijke variabelen is dan niets buitengewoons te
zien. Deze zijn eveneens normaal.
In III. 6. 2. sluit het voorbeeld slecht aan bij den voorafgaanden tekst. De
laatste alinea lijkt mij voor leeken volkomen onbegrijpelijk. Bij formule III. 6. D
was het noodig er voor te waarschuwen, dat men niet elke gewenschte nauw
keurigheid, hoe klein ook, in het resultaat kan bereiken door opvoering van het
aantal herhalingen. De tekst suggereert, min of meer, dat dit wel kan.
Op bladzijde 38 lijken mij de namen „detailmeting door extrapolatie" en „door
interpolatie" minder gelukkig. Men past immers de methode met rechthoekige
coördinaten niet toe, omdat men wil extrapoleeren!
Op bladzijde 39 geeft figuur III. 7. c. een verkeerd beeld. Thans is er vol
gens de gemeten lengten geen sprake van interpolatie. De doormetingen ont
breken daarvoor nl.
IV. 1. 3. lijkt mij ook wat fe beknopt. Uit den tekst is b.v. niet op te maken
hoe >1, en os worden gemeten. Bestaat er verband tusschen de „A" van A-
fout en deze zelfde letter in de formules IV. l.M?
Op bladzijde 162 lezen we:
Ml a L bV~ L. (1)
Waarom de formule niet gegeven in den vorm
M'j a L* b L)
(a en b in de laatste formule andere grootheden dan in (1)). Er zijn toch twee
onafhankelijk werkende foutenbronnen, terwijl de theorie leert, dat in zoo'n ge
val de kwadraten van hun middelbare fouten opgeteld moeten worden, om het
kwadraat van de totale m.f. te leveren?
In (1) is de „dimensie" van b „meters tot de macht ]/2"Aan het eind van de
paragraaf staat voor b een bedrag van 25 mm aangegeven. Dit kan dus niet juist
zijn. Verder is het niet duidelijk wat er bedoeld wordt met de opmerking „L
wordt in km uitgedrukt".
In XVII. 2.4 wordt abusievelijk gezegd, dat bij de strenge vereffenings
methode de kaarthoek en de lengte van elke zijde gecorrigeerd moeten worden.
Dit moet zijn de hoeken, etc. De uitdrukking [gvv] [gww] is onduidelijk.
Verder merk ik op, naar aanleiding van het geschrevene op regel 5 van onderen
op pag. 313, dat men ook bij de strenge vereffening volgens de methode der