86 kleinste kwadraten heeft, dat eerst de hoeken een gelijke correctie ontvangen. Het verschil der methoden bestaat dus niet in het werken in twee fasen doch in het verschillend zijn der beide laatste fasen. Het lijkt mij onjuist de redeneering, die dienen moet om de gebruikelijke be naderingsmethode af te leiden, aan te kondigen als de „methode van het maxi mum effect" (blz. 313). Dit doet de meening postvatten, dat hier sprake is van een geval, waarin een algemeene bruikbare methode wordt toegepast. Dit is niet zoo, omdat zoo n algemeene methode niet bestaat. Bovendien is de aankondiging van de redeneering onder dezen verwachtingsvollen naam niet vriendelijk tegen over de methode der k.k. Deze toch is in staat om ons altijd [gvv] minimum te maken en wat wil men meer! De voorstelling van zaken in XVII. 3. 5 lijkt mij te simplistisch. Dat de sterk uitgebogen (open) veelhoek vermeden moet worden, omdat men alleen de siuit- fout te zien krijgt langs de lijn A, An en de projecties op de Y-as ten onrechte geen verbetering ondergaan, lijkt mij een vergissing. Aan het eind van XVIII. 3. 2. (blz. 336) staat, dat voor dezelfde punten, nabij de grenslijn AB van twee aansluitingen gelegen, verschillende correcties in beide aansluitingen worden gevonden. Dit is juist. Dit bezwaar kleeft echter aan alle aansluitingsmethoden. Ik meen daarom, dat de verwijzing naar de H.T.W. hier niet goed is. De affine aansluitingsmethode heeft echter het voor deel, dat op de grenslijn de beide resultaten hetzelfde zijn. In het voorbericht staat, dat de schrijvers, voor zoover de stof buiten hun eigen practijk uitkwam, dankbaar gebruik gemaakt hebben van aanwijzingen van personen uit hun omgeving, die over speciale ervaring beschikken. Het is jammer, dat dit ook niet geschied is ten aanzien van het hoofdstuk XXII. Men kan in veel opzichten bemerken, dat hier niet een „insider" aan het woord is. Zoo mis ik bij de opsomming in XXII. 1.2. van het werk van den landmeet kundigen dienst het juridisch-administratieve deel van het werk: delimiteeren etc. Het veldwerk op pag. 428 bovenaan lijkt mij onvoldoende beschreven, ter wijl anderzijds de berekening van oppervlakten op bladzijde 428 onderaan te veel naar voren wordt getrokken. Op bladzijde 429 wordt het woord „recher che" niet goed gebruikt. Het is verder jammer, in een boek dat voor een „technicus" geschreven is, dezen „technicus" niet beter in te lichten omtrent de mogelijkheden, die het Kadaster hem biedt. XXII. 1. 5. moest eigenlijk voor hem de apotheose vormen van het voorafgaande. Het doet eigenaardig aan bij de behandeling van de hypotheekbewaring relatief veel plaats besteed te zien aan het opsporen van erfdienstbaarheden, terwij! in het geheel niet wordt gerept over het recher cheeren. Aan het eind gekomen van mijn besprekingen wil ik nogmaals mijn bewonde ring uitspreken over het tot stand gebrachte werk. De thans bestaande onvol komenheden kunnen gemakkelijk bij een volgenden druk worden veranderd. Immers deze zal, naar ik vernam, wel niet lang op zich laten wachten en hier om ook is het overbodig in dit tijdschrift nog speciale aanbevelingen te formu leeren. De technische uitvoering van het werk is goed. Het gebruikte lettertype kan ik echter niet roemen. De prijs van het boek is buitengewoon laag. Ook hierdoor heeft uitgeefster veel bijgedragen tot een ruime verspreiding van dit uitstekende WerkStuk' J. M. TIENSTRA.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1942 | | pagina 86