89 pen weg. Een aanzwettende eigenaar protesteert, bewerende dat zijn „bezit" van deze stoepen is geschonden, vordert teruggave en herstel in den vorigen toestand met schadeloosstelling. Volgens de kadastrale kaart zijn er geen stoepen bij de huizen. Terecht merkt de Rechtbank op, dat hierdoor de zaak niet is beslist. De gemeente beroept zich op de Gemeentewet, op haar taak tot zorg voor de openbare wegen en zegt, dat de stoepen deel uitmaakten van den openbaren weg, voor een ieder toegankelijk waren en niet werden onderhouden door eischer. Na onderzoek ter plaatse en het hooren van getuigen, stelt de Rechtbank vast, dat de bedoelde stoepen niet tot den openbaren weg behoorden (afgeleid uit oude kaarten vóór het bouwen der betrokken huizen, uit getuigenverklaringen over den toestand ter plaatse vóór het verharden van den weg), dat dus het bezit was bij eischer en dat de gemeente dit bezit had geschonden. Eischer wordt als bezitter aangemerkt van den ondergrond, het herstel in den vorigen toestand en de eisch tot schadevergoeding worden afgewezen. Overwogen werd ook nog, dat van bestemming tot openbaren weg en aanneming van die bestemming door de gemeente (artt. 4 en 5 Wegenwet) niet is gebleken. 918. Rechtbank 's-Gravenhage, 7 Maart 1941. Vordering tegen den Staat wegens inbreuk op het Veerrecht over de Mer- wede bij Ridderkerk door het bouwen van een vaste brug. De Rechtbank komt tot de conclusie, dat het veerrecht bestaat (onderzoek van stukken van 1429 af tot heden met zeer uitvoerige overwegingen) en dat de Staat daarop inbreuk heeft gemaakt, met veroordeeling tot schadevergoeding nader te bepalen en tot de kosten van het geding. 921. Rechtbank Middelburg, 19 Februari 1941. Een notaris had in een akte opgenomen als iemands voornaam enkel „Ca- miel", terwijl de comparant teekende met C. J. en bleek te heeten „Camille JosephusDe notaris werd veroordeeld wegens overtreding van art. 26 Notaris- wet tot 5 boete. 943. Hooge Raad, 27 Juni 1940. Een N.V. procedeerde in drie instanties over de toepassing van art. 1507 B.W. bij aankoop van een pand. Dit was haar verkocht en geleverd door ge daagde, terwijl later door anderen het eigendomsrecht van gedaagde werd be twist in een erfrechtproces, waarbij een vroegere rechtstitel werd vernietigd. Inmiddels was door de N.V. met medewerking van gedaagde en diens proces partijen het pand weer doorverkocht en geleverd aan een derde. De Hooge Raad besliste nu, dat de werking van art. 1507 relatieve nietigheid meebrengt ter be scherming van den kooper. Waar nu de N.V. met medewerking van de anderen, die mogelijk den eigendom konden betwisten, het pand weer doorverkocht had, was de nieuwe verkrijger in elk geval volgens den Hoogen Raad (Proc. Gen. idem) onbetwistbaar eigenaar geworden. Dus was er geen motief meer voor ontbinding van de oude overeenkomst ex art. 1507 B.W. Ook van schade was niet gebleken nu de nieuwe eigenaar een onbetwistbaar recht had verkregen en dus werd de N.V. op alle punten afgewezen. 1942/67. Rechtbank Zwolle, 25 Juni 1941. Een vonnis over de schatting bij ruilverkaveling. Reclamant had bezwaren tegen de schatting, omdat zijn gronden z.i. te laag waren getaxeerd vergeleken met de waarde aan die van zijn buurman toegekend. Zijn bezwaren werden afgewezen en het register van uitkomsten der schatting voor gesloten verklaard. O.m. overwoog de Rechtbank, dat reclamant een vol komen onjuiste voorstelling der wijze van schatting bij ruilverkaveling had. Im mers niet worden geschat verkoopswaarden der gronden, doch waardeverhou dingen door middel van klassificatie en klasseering, volgens regelen door de terzake uiterst deskundige Centrale Commissie gegeven. Aangezien reclamant niet had beweerd, dat de schatters deze niet hadden opgevolgd, moesten zijn bezwaren worden afgewezen, met zijn veroordeeling in de kosten van het geding. 94. Rechtbank Almelo, 22 October 1941. Een zeer uitvoerig gemotiveerd vonnis over een kwestie van beekvervuiling, waarbij het college besliste: a. dat eischer (een particulier) terecht op grond van art. 1401 had gevraagd de veroordeeling van twee gemeenten tot schadevergoeding, wegens het veroor zaken van soms ondragelijken stank door een beek, waarin o.m. het rioolwater van die beide gemeenten werd geloosd;

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1942 | | pagina 89