102 passingen spreek ik aan het slot. De wetenschap dus als het groote verband waarop de techniek steunt. Ook op andere wijze zal ik van het groot in het klein overgaan. In de geschiedenis der landmeetkunde zijn enkele figuren, ik zou kunnen zeggen als primaire punten, aan te wijzen, die een fase van de ont wikkeling der landmeetkunde a.h.w. vertegenwoordigen. Rond om hen groepeeren zich de vele kleineren, de ongenoemden. Het is ook in de landmeetkunde zoo, dat zij die zich met het groote werk hebben beziggehouden beroemd zijn geworden, terwijl zij die de details uitwerkten en verzorgden slechts in de herinnering van een kleine kring voortleven. Het probleem waarmee ik wil beginnen is de vorm en de grootte der aarde. Door alle tijden heen heeft dit probleem een levendige, vaak hevige belangstelling ontmoet in de wetenschappelijke wereld. Ongeveer twee honderd jaar voor Christus werd door de Alexan- drijnsche geleerde: Eratosthenes een origineele poging ge daan om de omtrek van de aarde te bepalen. Hij wist dat op de middag van de dag waarop voor ons de winter begint, verticaal ge plaatste voorwerpen op de Kreeftskeerkring gelegen geen schaduw geven. Hij meende dat Syene in Boven Egypte op de Kreeftskeer kring lag. Door de bolvormigheid van de aarde maken de zonnestra len met de verticaal van het Noorderlijker gelegen Alexandrië een kleine hoek. Deze hoek is, zooals gemakkelijk is in te zien, gelijk aan het breedteverschil tusschen Syene en Alexandrië en tevens gelijk aan de middelpuntshoek waarop de boog staat. Als dit breedtever schil en de op de meridiaan geprojecteerde booglengte tusschen Syene en Alexandrië, bekend zijn, dan is daaruit op eenvoudige wijze de omtrek van de aarde te berekenen. De kleine hellingshoek van de zonnestralen te Alexandrië werd gemeten met een gnomon, dat is een staaf van bepaalde lengte die zoo goed mogelijk verticaal werd geplaatst, op een horizontaal vlak. Uit de verhouding van de lengte van de schaduw van de staaf en de staaf, is de hoek bekend. De grootste moeilijkheid was de bepaling van de booglengte. Hoe dit is gebeurd is niet met zekerheid te zeggen. Sommigen beweren dat de afstand tusschen Syene en Alexandrië in dagreizen, elk van een bepaald aantal stadiën, is gemeten. Anderen achten dit onwaar schijnlijk omdat de bereikte nauwkeurigheid zoo groot is. Zij ver moeden dat de lengte is afgeleid uit de vele metingen die telkens in verband met het opnieuw verdeelen van de Nijlgronden werden gedaan. Toch zou althans een groot deel van de lengte speciaal voor zijn doel, door Eratosthenes met een koord zijn ge meten. Hij zou daarbij de reductie van de gemeten lengte op de meridiaan hebben uitgevoerd, een werk dat omdat de meting de krommingen van het Nijldal moesten volgen, voor dien tijd enorm moet zijn geweest. Het resultaat was, dat Eratosthenes voor de omtrek van de aarde vond: 39690 km, dat is nog niet 1 fout. In 1617 gaf Willebrord Snel van Roien, ons beter bekend als Snellius, een boek uit met de titel: Eratosthenes Batavus. De

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1946 | | pagina 102