105 wel het 10.000.000ste deel van een meridiaankwadrant. Daartoe was het noodig de afmetingen van de ellipsoïde met grootere nauw keurigheid te bepalen. De metingen van Lapland werden als waar schijnlijk te onnauwkeurig niet gebruikt, wel die van Peru. Als tweede boog, die men nu noodig had, werd gekozen het deel van de meridiaan van Parijs gelegen tusschen Duinkerken en Barcelona. Met de meting, die volgens het principe van S n e 11 i u s werd uitgevoerd, werden Delambre en Méchain belast. Behalve de moeilijkheden die aan dergelijke metingen verbonden zijn kwam daar nog bij de onrust van de Revolutie, Maar in betrekkelijk korte tijd kwam de meting en berekening klaar en kon de lengte van de meter vastgesteld worden. Aan de metingen en berekeningen werd deelgenomen door den Nederlander Van Swinden. Wij zullen straks zien van hoeveel gewicht dit is geweest voor het tot stand komen van het eerste Nederlandsche driehoeksnet. Toen in 1798 de Bataafsche Republiek was gevestigd, werd een poging gedaan om te komen tot een goede algemeene kaart. Er be stonden wel vele kaarten, maar ze waren meestal slecht, en op zeer uiteenloopende schalen gekaarteerd. Ze vormden tezamen geen ge heel. Naar mate grootere gebieden met elkaar in contact kwamen en gemeenschappelijke belangen gediend moesten worden, werd het meer en meer noodzakelijk, dat men over een goede algemeene kaart beschikte. Nog in 1798 kreeg Krayenhoff, een officier die bij Lode- wijk Napoleon in hooge gunst stond, opdracht een kaart te maken van de geheele Bataafsche Republiek. Hij begon met het verzamelen van alle bestaande kaarten. Deze werden alle op eenzelfde schaal 1 115200 gebracht en zoo goed mogelijk tezamen gevoegd. Toen het eerste blad op deze wijze tot stand was gekomen, bleken in de onderlinge ligging van de verschillende steden zulke groote fouten te bestaan, dat deze methode van werken moest worden opgegeven. Het was een typisch voorbeeld van werken van het klein in het groot. Krayenhoff kwam tot de overtuiging dat de voornaamste punten slechts door middel van een over het geheele land uitge spreid driehoeksnet op de juiste plaats gekaarteerd konden worden. Spoedig werd een net ontworpen en begonnen met de hoekmetin gen. De toegevroren Zuiderzee tusschen Marken en Volendam bood in 1800 een mooie gelegenheid om een basis te meten. De oriënteering van het net werd verkregen door zonswaarnemingen op het eiland Urk. Einde 1800 waren twee kaarten, die op de betere wijze waren samengesteld uit de voorhanden oude kaarten, nl. geperst in het keurslijf van het net van vaste punten, gereed. Toen Krayen hoff deze kaarten aan Van Swinden liet zien, was deze te vreden met het resultaat. VanSwinden vertelde over de metin gen van Delambre en Méchain en betreurde het dat de driehoeksmeting van Krayenhroff niet zoo nauwkeurig was (de hoeken waren met een sextant gemeten) dat deze kon dienen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1946 | | pagina 105