107 h o f f, een commissie werd benoemd om te onderzoeken op welke wijze een kaart van het rijk vervaardigd kon worden, die voor het gebruik voor alle openbare diensten geschikt zou zijn. Een jaar voor het verschijnen bleek dus de chorografische kaart, vooral door te kleine schaal, niet nauwkeurig en volledig genoeg te zijn om te voldoen aan de op dat moment gestelde eischen. In 1822 werd besloten op grondslag van de driehoeksmeting van K r a y e n- h o f f een kaart te maken in Bonneprojectie op schaal 1 50000. Voor de kaartinhoud werd gebruik gemaakt van verkleiningen van de inmiddels verschenen kadastrale gemeenteplans. Door verken ningen op het terrein werden de ontbrekende topografische ge gevens verzameld. De inpassing in de kaartprojectie gaf tot veel onnauwkeurigheden aanleiding. Een onderzoek naar de nauwkeu righeid van de op deze wijze tot stand gekomen kaart 1 50000, gaf voor de gemeente Dieren een middelbare fout van 74 m in de ligging van ieder terreinpunt. Voor een terrein in Brabant werd een middelbare fout van 28 m gevonden. In 1864 werd begonnen met het vervaardigen van een topografische kaart 1 25000. Om een beter verband te krijgen heeft men eerst de mathematische grond slag aanzienlijk uitgebreid. Ook het inpassen van de verkleinde ka dastrale kaarten is volgens een betere methode geschied, zoodat deze kaart aanmerkelijk beter is dan de 1 50000. Een terrein in Veenendaal leverde een middelbare fout van 19 m in de lig ging der punten. Deze fouten zijn niet te wijten aan fouten in het net van Krayenhoff. Een vergelijking met punten in het net voor de secondaire punten een middelbare fout van 2,84 m. Voor van de Rijksdriehoeksmeting, ik moet hier nog nader op ingaan, gaf voor de primaire punten een middelbare fout van 0,98 m en voor de secondaire punten een middelbare fout van 2,84 m. Voor de topografische kaart is deze nauwkeurigheid voldoende. Dat men in Nederland dan toch is overgegaan tot het meten van een nieuw driehoeksnet, dat aan de hoogste te stellen wetenschap pelijke eischen voldoen kan, en tevens als grondslag voor alle tech nische werkzaamheden kan dienen, vindt zijn oorzaak in het ver zoek dat de Pruisische regeering in 1864 deed aan de Nederland- sche, om deel te nemen aan de graadmeting in Midden Europa. De metingen van Krayenhoff werden daartoe onderzocht doch onvoldoende nauwkeurig bevonden. Nadat Dr. Stamkart van 1866—1882 aan de nieuwe meting had gewerkt, bleek ook deze onbruikbaar te zijn. In 1879 werd ingesteld de commissie voor Graadmeting en Waterpassing. Door haar werd een nieuwe meting voorbereid en in 1886, onder leiding van S c h o 1 s, begonnen. De hoekmetingen werden verricht met de nog niet overtroffen Wan- schaff theodolieten. De middelbare fout in de enkele vereffende richting, berekend voor het geheele net, is van de orde van 0,3". Voorloopig werd de berekening gedaan met als basis de zijde Ubagsberg-Klifsberg, die in het Duitsche net bekend was uit de basis van Bonn. Als nulpunt van het rechthoekige coördinatenstelsel werd ge-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1946 | | pagina 107