113
ding geeft, die bij hen, die eens geëvacueerd waren, voldoende be
kend zijn. Ik moet hierbij opmerken, dat onze gastheer werkelijk
ideaal is, maar toch gaarne alleen baas zou zijn in eigen huis. Ik
hoop met hem en met U dat zijn wensch binnen niet al te lange
tijd in vervulling zal gaan.
Mijne Heeren Professoren.
Met U allen, ik geloof zonder uitzondering, heb ik, in de jaren
die ik te Wageningen doorbracht, in de prettigste verstandhouding
geleefd. Uit de aard van mijn werk kwam ik met sommigen van U
nader in aanraking en was de band sterker. Van enkelen mocht ik
steun en soms vaderlijke raad ontvangen. Ik stel mij voor, dat dit
in de nieuwe verhouding waarin ik nu tot U sta niet zal veranderen.
Ik hoop het van harte.
Mijne Heeren Lectoren en Docenten.
Wat ik tot de hoogleeraren zei, geldt ook voor U. Ik acht een
verstandhouding niet gebonden aan een titel en zal van mijn kant
dan ook trachten de bestaande betrekkingen in stand te houden.
Dames en Heeren Assistenten en lager personeel.
Voor zoover ik met U in contact ben gekomen, heeft mij steeds
Uw bereidwilligheid en tegemoetkomendheid getroffen. In het bij
zonder heb ik dit ervaren van het personeel aan mijn laboratorium.
Ik zal het op prijs stellen, als de schijnbaar grootere afstand, die er
thans tusschen U en mij is ontstaan, geen beletsel zal zijn voor onze
menschelijke verstandhouding.
Hooggeleerde Tienstra en Roelofs.
Toen ik in 1936 het lectoraat te Wageningen aanvaardde, heb
ik enkele woorden van Prof. T i e n s t r a aangehaald. Hij sprak
over de bevriende mogendheden, die in het Geodesiegebouw te
Delft woonden. De toen door mij uitgesproken hoop, dat deze
vriendschap met Delft zou blijven bestaan, is geheel in vervulling
gegaan. Ik wil dit nieuwe tijdperk beginnen met de verzekering, dat
mijn bijdrage tot deze vriendschap niet geringer zal worden.
Mijne Heeren Landmeters van Nederland.
Met U allen, hoog en laag, in Rijksdienst of in particulier bedrijf,
nog in actieve dienst of in ruste, heb ik in de loop der jaren wel op
een of andere wijze in contact gestaan. Het schijnt een gemeenplaats
te zijn, wanneer ik zeg, dat dit contact altijd prettig, in sommige ge
vallen bijzonder prettig is geweest. Ik hoop in Uw verenigingsle
ven de plaats als een van de Uwen te mogen behouden. Maar meer
nog is mij gelegen aan Uw vriendschap.