126 ongemakken, zooals transport- en verblijfmoeilijkheden in tropisch oerwoud of moerassige gebieden, maar aanvankelijk niet op principi- eele bezwaren; men kon volstaan met een bepaling van paspunten langs astronomischen weg. Naarmate echter de nauwkeurigheid der fotogrammetrische be werkingen toeneemt, worden aan de paspunten hoogere eischen ge steld en maakt een bepaalde eigenschap van de astronomische plaatsbepaling, hoe zeer op zichzelf voldoende nauwkeurig, deze onbruikbaar voor het fixeeren van paspunten. Zonder hierop diep in te gaan, kan gezegd worden, dat astronomische metingen van nature de ligging van een punt bepalen t.o.v, een ander vlak dan dat, waarop de geodeet zijn berekeningen uitvoert. Het eerste vlak, de geoïde, is een physisch oppervlak, bepaald door het zwaarte- krachtsveld van de aarde; het tweede, het rekenvlak, is een mathe matisch oppervlak, een omwentelingsellipsoïde. Zou men het zwaar- tekrachtsveld kennen, dan zou men de gevraagde positie van een paspunt uit de waargenomen ligging kunnen afleiden. Daartoe zou men echter de beschikking moeten hebben over een zeer groot aan tal zwaartekrachtsmetingen over een uitgestrekt gebied een voorwaarde, waaraan vrijwel nooit is voldaan. Langs astronomischen weg zal men de paspunten dus niet kunnen bepalen. Vóór 1940 bestond er nog geen andere methode en be vond men zich in de paradoxale situatie, dat het grootste probleem van de /uchffotogrammetrie gelegen was in het verschaffen van ter- reinpunten. Nu kan men niet zeggen, dat dit momenteel geen enkele moei lijkheid meer oplevert, maar er zijn, zooals ik reeds zeide, gedurende de afgeloopen oorlogsjaren in het buitenland eenige nieuwe Radar- navigatie-systemen ontwikkeld, waarvan de principes gebruikt zul len kunnen worden in de fotogrammetrie, terwijl bovendien in Delft een fotografische methode voor paspuntsbepaling is ontworpen. Van deze nieuwe methoden van paspuntsbepaling willen we het eerst die van Nederlandsche origine nader beschouwen. Verstelle is op de gedachte gekomen, om op het moment, dat het vliegtuig zich ten naastebij boven het te bepalen terreinpunt bevindt, met een speciale dubbele camera tegelijkertijd twee foto's te maken: één na genoeg verticaal naar beneden en één ongeveer horizontaal in een richting waar op een afstand van maximaal 100 km drie sterke zoek lichten zijn opgesteld. Indien de onderlinge ligging der zoeklichten in het terrein bekend is, kan uit hun afbeeldingen op de foto de plaats van het vliegtuig worden berekend; een Snelliuspunt in de ruimte. Rekening houdende met de eveneens te berekenen camera hellingen, kan men hieruit de ligging afleiden van het paspunt dat op de andere foto voorkomt. De proefnemingen, die tot nog toe slechts algemeen oriënteerende beteekenis hadden, worden voortgezet. Bij de Shoran-methode, een van de radar-systemen die voor paspuntsbepaling in aanmerking komen, wordt de afstand tusschen twee punten berekend uit den tijd dien een radiosignaal noodig heeft

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1946 | | pagina 126