128
produceeren dus als het ware twee over elkaar liggende patronen
van hyperbolen in het terrein, overeenkomende met phaseverschil-
len gelijk nul, die men met eenigen goeden wil zou kunnen verge
lijken met ruitlijnen in een kaart.
Om de ligging van een willekeurig punt te bepalen, meet men ter
plaatse de phaseverschillen voor de twee zendercombinaties en in-
terpoleert in beide patronen tusschen twee hyperbolen. Aangezien
elk patroon uit een groot aantal hyperbolen bestaat, is deze oplos
sing niet eenduidig en moet men dus op grond van een gegiste
plaats van het punt de juiste oplossing selecteeren.
Zal men nu het Decca-systeem gebruiken ter bepaling van pas-
punten voor de fotogrammetrische opneming, dan zijn er twee mo
gelijkheden: men stelt den Decea ontvanger ter plaatse in het ter
rein op of wel men monteert den ontvanger in een vliegtuig en
fotografeert tegelijkertijd de aanwijzingen van het Decca-apparaat
en het paspunt.
De tweede methode is, vooral wanneer het op te nemen gebied
moeilijk begaanbaar is men denke aan moeras of dicht oerwoud
de aantrekkelijkste. Men stuit echter op twee complicaties, die
het eerste geval niet heeft. Teneinde uit de met Decca bepaalde
plaats van het vliegtuig de ligging van het gefotografeerde paspunt
te kunnen afleiden, moet men, evenals dit bij de Shoran-methode
vereischt is, de helling van de camera op het moment van de op
name nauwkeurig kennen. Wellicht kan de gyroscopisch gestabi
liseerde camera hier uitkomst brengen. Een andere mogelijkheid is:
eenvoudiger middelen voor de hellingbepaling toepassen, doch op
zeer geringe hoogte vliegen, voor zoover dit althans toelaatbaar is
met het oog op sluitersnelheid, gevoeligheid van het fotografisch
materiaal enz. De tweede complicatie betreft-de bepaling van de
hoogte van de paspunten; wellicht zal men deze kunnen vinden als
verschil van de barometrisch gevonden vlieghoogte en de hoogte
van het vliegtuig boven den grond, die door middel van radar
echo-looding zou kunnen worden bepaald.
Hoe dit zij, er zijn nog veel onderzoekingen noodig, voordat zal
zijn uitgemaakt of het Decca-systeem voldoende nauwkeurig is en
de beste wijze van toepassen zal zijn gevonden.
Het doet mij genoegen, U te kunnen mededeelen, dat deze proef
nemingen zich reeds in een gevorderd stadium bevinden, dank zij
de medewerking van de Koninklijke Nederlandsche Marine, aan
wie de geodetische wetenschap U herinnere zich de zwaarte
krachtsmetingen van Vening Meinesz al zoo veel te danken
heeft. Met de grootste welwillendheid heeft de Marine ons niet
alleen in staat gesteld de uitgebreide proeven bij te wonen, welke zij
enkele weken geleden met het oog op navigatie en hydrografie met
het Deccasysteem heeft genomen, maar bovendien heeft zij daarbij
in ruime mate rekening willen houden met de eischen die de geode
sie stelt. Het is mij een voorrecht haar en in het bijzonder den Chef