RECHT EN A DM!NISTRA TIE.
132
Opmerkingen over recht en kadaster.
en indeeling van de stof is begrijpelijk en logisch. Regelrecht wordt op het te
bereiken doel afgestevend.
De groote zorgvuldigheid waarmee alles is behandeld, de correctheid van uit
drukking, de volledigheid van de stof en de moed die de schrijver moet hebben
gehad, deze eenvoudige zaken zoo ernstig te nemen, dwingen groote bewonde
ring af.
Aan het eind van het boek vindt men de uitkomsten van alle vraagstukken,
waarmee dus de lezer in staat wordt gesteld zichzelf te controleeren.
Ik beschouw dit boek als een aanwinst voor onze literatuur en als een be
langrijk hulpmiddel bij het onderwijs in de landmeetkunde. Van harte kan ik
het dan ook den lezers aanbevelen. J. M. T.
P. Rietsema, Landmeter van het kadaster, Amsterdam.
In het volgende zal ik toestanden bespreken die mij aanleiding heb
ben gegeven tot het schrijven van mijn eerder verschenen opstellen
(dit tijdschrift jg. 1938 blz. 25 en 94, jg. 1939 blz. 62, 89 en 149,
jg. 1941 blz. 42 en 171).
a. Ieder eigenaar die zijn rechten op een bepaald vast goed ver
vreemdt, is gehouden den kooper te vrijwaren in het bezit van de
zaak die hij vervreemdt.
Het is evenwel bekend, dat menig verkooper zich van een derge
lijke verplichting ontslaat; wel gemakkelijk, maar eervol is het niet
een veelal vuile zaak vuil over te doen. De gewone koopman niet
in vastgoed levert niet gaarne slechte waar, omdat hij daarmede
zijn goeden naam in gevaar brengt, doch bij vastgoed wordt over
verplichtingen en lasten heen gestapt, die in geld uitgedrukt zwaar
wegen, juist daarom.
De eigenaar die met eere dien naam dragen wil, zal zich ook niet
aan zijn verplichtingen onttrekken en als hij zijn grond uitgeeft in
erfpacht, zal hij niet nalaten zijn pachters erfelijk te vrijwaren in
hun bezit als erfpachter.
Speelt het geld de eenige rol, dan is het uitgeven in erfpacht
niet meer dan'een inbrengen in den geldmolen en laat de eigenaar
de vuiltjes die over het uitgegeven goed mochten komen, maar lie
ver aan zijn pachters over.
Tot die vuiltjes behooren de grensgeschillen van de erfpachters
onderling, en het recht tot vrijwaring in het ongestoorde bezit is het
recht waarop iedere pachter zich gronden kan om zidh tot den eige
naar te wenden tot afpaling van zijn ontvangen goed.
Beschikt deze eigenaar zooals bijvoorbeeld de Gemeente Am
sterdam over een eigen m^etdienst ten behoeve van zijn „grond
bedrijf", dan ligt het geheel voor de hand, dat zulk een eigenaar met
voorbijgaan van het Kadaster alle grensgeschillen tusschen zijn erf
pachters zelf kan en met recht zal willen beslechten door zijn