13
Inbezitneming van de kavels.
Verdere terreinwerkzaamheden.
1951. Opmaken en passeeren van de acte van herverkaveling en
kadastrale toepassing.
Terrein- grond-werkzaamheden
1952. Zoo mogelijk gereedkoming der grondwerkzaamheden.
1953. Tweede schatting.
Tervisielegging van de lijst van geldelijke verrekeningen.
Berekening van de herverkavelingsrente.
Meevallers zijn bij zoo'n werk niet te verwachten en we zullen
ons gelukkig kunnen prijzen, wanneer inderdaad in 1953 de arbeid
beëindigd kan worden.
Ik weet, dat ik zeer onvolledig ben geweest het kon moeilijk
anders bij dit veelomvattende onderwerp maar hoop er toch in
geslaagd te zijn eenigszins een idee te hebben gegeven van het werk
en van de moeilijkheden, welke ons op Walcheren wachten.
Mr J.H.Jonas, Hypotheekbewaarder te Zutphen:
Ons recht en de bezetting.
Een macht die een vreemd land bezet houdt voor korten of lan-
geren tijd, heeft zich krachtens het Landoorlogreglement 1907 te
onthouden van ingrijpen in het rechtssysteem van het bezette ge
bied. Alleen voor zoover haar oorlogvoering of de belangen van haar
bezettingsleger het noodzakelijk maken, zal ingegrepen mogen wor
den en zullen afwijkende rechtsregelen kunnen worden ingevoerd.
Het is niet de bedoeling van deze bijdrage na te gaan, hoe de
Duitschers hier, na ons een geheel civiel bestuur te hebben opge
drongen, zich in dit opzicht hebben gedragen op allerlei gebied.
Onze lezers weten te wel, dat inbreuken op het L.O.R. zoo menig
vuldig zijn geweest, dat daarover boekdeelen zijn te vullen.
Het is de vraag, of het de moeite waard is, deze boekdeelen in
derdaad te vullen, of het de moeite loont na te gaan, welken blijven-
den invloed de vele maatregelen zullen blijken te hebben gehad.
Dat wij dit eens willen onderzoeken op het engere terrein van
het zakenrecht vindt zijn verklaring in de meening, dat inderdaad
hier enkele tendensen zijn te bespeuren die wellicht verder reikende
gevolgen voor dit zakenrecht zullen hebben.
Zeker niet blijvend is de uitwerking van die vele maatregelen
die bedoelden onze Joodsche landgenooten alles te ontnemen wat
een staatsburger in Nederland aan rechten kan bezitten. Het is
merkwaardig dat, ondanks het feit dat de bezetting vijf jaren duurde
en er een heirleger van Duitschers en Moffenknechten in actie
werd gezet, toch nog niet alle onroerende goederen met Joodsche
eigenaren zijn overgeheveld naar niet-Joden. Wel zijn, voor zoover
ons bekend, al die zaken onder „beheer" gesteld en zijn dus de re-