141
6068 m wijde opening, afgesloten door een stelsel van jukken en
schuiven. Bij hoog water kunnen de schuiven weggenomen en de
jukken plat op den rivierbodem gelegd worden. Naast deze opening
en met deze de geheele dwarsdoorsnede van het zomerbed omvat
tend, verheffen zich drie of vier zware betonnen pijlers, waartus-
schen 17 m breede schuiven op en neer bewogen kunnen worden.
De stuw te Grave is gecombineerd met een verkeersbrug, waaronder
de jukken en schuiven zijn bevestigd. De stuw te Lith tenslotte
wordt gevormd door drie 38 m breede schuiven, opgehangen tus-
schen machtige pijlers. Naast elke stuw bevindt zich een schutsluis.
Het lengteprofiel fig. 1 toont duidelijk aan, hoe bij grooter ver
hang meer stuwen noodig zijn om een bepaalde rivierlengte bevaar
baar te maken. Volgens het ontwerp van bovengenoemde Neder-
landsch-Belgische commissie zou op de gemeenschappelijke Maas,
waar het verhang 4050 cm/km bedraagt, gemiddeld om de 6 km
een stuw vereischt zijn. Dat hierdoor de kanalisatiekosten belang
rijk zouden stijgen en tevens de scheepvaart belemmerd zou wor
den, behoeft wel geen betoog, zoodat de aanleg van het Julianaka-
naal een veel betere oplossing genoemd mag worden.
Uit dezelfde fig. blijkt, hoe bijv. bij den zeer lagen waterstand
van 1315 Juli 1921 de Maas op verschillende plaatsen doorwaad
baar was. Verder zijn aangegeven behalve voor het riviervak
GraveLith, waar verscheidene bochten zijn afgesneden de lij
nen van M. R. respectievelijk M. E. 19113920, het laatste tien
jarig tijdvak waarin de Maas in ons land nog een geheel vrijen
loop had. (M. R. middelbare rivier, d.i. het gemiddelde der wa
terstanden van 1 Mei tot 31 October gedurende een tienjarig tijd
vak; M. E. is middelbare ebbe, op gelijke wijze bepaald.) De bocht
afsnijdingen zijn oorzaak dat het verhang, hetwelk beneden Venlo
6 cm/km bedraagt, beneden Grave weer aanzienlijk toeneemt.
De verhooging der zomerwaterstanden tengevolge van de op
stuwing, gepaard met verlaging van den rivierbodem door uitbag
gering, waarborgt thans van Maasbracht tot Lith overal en te
allen tijde voldoende vaardiepte. Teneinde deze ook te bereiken
beneden Lith, waar een krachtige getijwerking ontstond met des
zomers een laagwaterstand omstreeks N.A.P., moest de rivier al
daar zeer diep uitgebaggerd worden.
De Maasverbetering.
Toen het werk der Maaskanalisatie reeds in vollen gang was,
kwam de hoogwaterperiode van Januari 1926 den onhoudbaren
toestand van de Beersche Maas nog eens duidelijk onderstrepen.
Hierdoor werd de stoot gegeven tot de uitvoering van werkzaam
heden die leidden tot een zoodanige verbetering van de Maas be
neden Mook, dat tenslotte tot dichting van den Beerschen Over
laat kon worden overgegaan. Deze werkzaamheden, kortweg aan
geduid als de Maasverbetering, bestonden uit;
afsnijding van negen bochten, waardoor het riviervak Grave
Het Wild met 17 km of ongeveer 1I3 werd verkort (zie fig. 2),