144
Schadevergoeding, gevolgd door grensregeling.
Teneinde nu voor beide partijen tot een bevredigende oplossing
te komen, werd vooreerst door Rijkswaterstaat de mogelijkheid ge
opend, schadevergoeding aan te vragen. Slechts de „duidelijk zicht
bare en aanwijsbare schade" zou worden vergoed en de bedragen
hiervan werden vastgesteld door speciaal daartoe ingestelde com
missies van deskundigen. Ten aanzien van de onder water gezette
oevergedeelten bleek, dat deze bedragen op één lijn gesteld konden
worden met koopprijzen.
Geen uitkeering werd gedaan alvorens de betrokken eigenaar
een verklaring had geteekend, volgens welke hij genoegen nam met
het voor hem bepaalde totale bedrag der schadevergoeding. Boven
dien hield de verklaring een erkenning in van het verlies van de
rechten die hij mocht hebben verkregen op de bij normaal stuw-
peil onder water staande deelen van den oever, tot welke deelen
gerekend werd te behooren een ongeveer twee meter breede strook
landwaarts van en aansluitende aan de grens van het water.
De aldus geformuleerde verklaringen waren bedoeld om als
grondslag te dienen voor grensregelingen, waarbij de eigendoms
verhoudingen in overeenstemming gebracht zouden worden met den
gewijzigden toestand van de rivier. Want wel werd langs die ri
viervakken waar de aanliggende eigenaren schadevergoeding had
den ontvangen, bijna algemeen de waterstand bij normaal stuwpeil
als de eigendomsgrens beschouwd, maar deze grens lag noch juri
disch, noch meetkunstig vast en haar ligging kon door bijzondere
terreinsomstandigheden soms op velerlei wijze bepaald worden. Bo
vendien zouden de oude grensregelingen, zoolang zij niet uitdrukke
lijk uitgeschakeld waren, op den duur een bron van geschillen kun
nen vormen. Neemt men tenslotte in aanmerking, dat het grootste
deel der uitgekeerde schadevergoedingen, of rond 175.000, betrek
king had op de onder water gezette oeuergedeelten, dan was er
zeker alle aanleiding om de grenzen opnieuw bij akte te regelen
en zoodoende den Staat den onbetwisten eigendom te verzekeren
van de geïnundeerde oeverstrooken. Ook tegenover de eigenaren
van het oeverland was dit billijk, daar deze vrijwel algemeen de
betrokken strooken gronds als aan den Staat „verkocht" beschouw
den, maar er niettemin nog jaar op jaar de grondlasten van be
taalden. Verschillende reclames dienaangaande waren het gevolg.
De noodig geachte nieuwe grensregelingen strekten zich uit over
een totale lengte van ongeveer 73 km, waaraan nog enkele km
werden toegevoegd teneinde goede aansluitingen met ongewijzigde
grenzen te verkrijgen en enkele hiaten aan te vullen.
Het ontwerpen der nieuwe grenslijnen.
Als grondslag voor de vaststelling der nieuwe grenzen gold de
waterstand bij normaal stuwpeil, welk peil gedurende het zomer
halfjaar bijna steeds gehandhaafd bleef. Men kan zich voorstellen,
dat de aldus tusschen oeverland en rivier gevormde scheidingslijn
een min of meer grillig verloop had. Toch was het in den regel niet