148 nen worden als „uitbouw uit den oever", is toch de Rivierenwet niet bedoeld voor het geval van bochtafsnijding; om deze reden konden de nieuwe grensregelingen uitsluitend langs den weg van minnelijk overleg tot stand worden gebracht. Afpaling; vernieuwing van oeverconstateeringen. Langs enkele oude riviergedeelten die volgens van Rijkswater staat verkregen inlichtingen slechts zouden worden gedicht tot een hoogte gelijk aan of minder dan die waarop de vastgestelde grenzen gelegen waren, werd terstond de afpaling van deze laatste ter hand genomen. Meestal echter moest deze uitgesteld worden, opdat de geplaatste grensteekens niet binnen korten tijd onder den opge- brachten grond zouden verdwijnen. Was eenmaal een vervallen riviervak tot de vereischte hoogte met grond aangevuld, dan werd spoedig tot een algemeene afpaling overgegaan. Behalve de opmetingen van de pas kort tevoren vast gestelde grenzen, werden hiertoe ook de oudere grensregelingen en oeverconstateeringen opgezocht. Laatstgenoemde werden vóór de uitzetting op hun deugdelijkheid getoetst, want het kwam voor, dat zij niet ten hypotheekkantore waren overgeschreven; een en kele was zelfs niet door de betrokken eigenaren onderteekend. Ook de meetkunstige vastlegging der grenzen liet dikwijls te wenschen over; de meetlijn was b.v. van het type; „raailijn van den schoor steen van het huis van W. Jansen op den topgevel van het huis van Looimans aan de dijkzijde te Lith". Uit een oogpunt van toezicht op en onderhoud van de afpaling der grenzen was verder een groot bezwaar van vele der oudere oeverconstateeringen, dat zij als scheiding hadden bepaald de lijn der regelmatige begroeiing, zooals deze zich indertijd in alle grillig heid op het terrein had voorgedaan. Het resultaat was een grens lijn met tallooze knikpunten, zeer ongelijk over de geheele lengte verdeeld. Bleek nu bij het onderzoek een oeverconstateering met een of meer der opgesomde gebreken behept te zijn, dan werden de be trokken grenzen opnieuw geregeld. Het streven was, het aantal knikpunten de gesteldheid van het terrein in het oog hou dende zooveel mogelijk te beperken. Dit aantal werd gewoon lijk het meest beïnvloed door den eisch, dat het eigendom van elk der medewerkende eigenaren geen verandering in grootte of hoe danigheid mocht ondergaan. Overigens moesten de knikpunten op voor afpaling geschikte plaatsen gekozen worden. De vervallen oeverconstateering had intusschen toch haar dienst gedaan: eerst beschermster van de rechten van den Staat, later grondslag voor de nieuwe grensregeling. Nog enkele grensregelingen van anderen aard dienen vermeld te worden. Hier en daar had Rijkswaterstaat ten behoeve van grond- berging laag gelegen terreinen aangekocht.'Na de ophooging ble ken de grenzen hiervan veelal geheel verdwenen te zijn. Waar voordien de scheiding ook al niet met zekerheid aangewezen kon

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1946 | | pagina 148