15 kringen ook stemmen zijn opgegaan. En wij vermoeden dat juist de moeilijkheden op dit gebied, het treffen van een stel maatregelen die als „boerenerfrecht" in ons rechtssysteem zouden worden ingepast, oorzaak zijn geweest dat terzake nog geen definitieve voorschriften zijn bekend geworden. Met deze korte aanteekeningen meenen we hier te kunnen vol staan. In aansluiting mogen echter nog eenige opmerkingen volgen over maatregelen in verband met den wederopbouw, die het gevaar in zich bergen, dat dictatoriale tendensen zich kunnen inburgeren in ons recht. Deels is hier ook nog een restant van bezettings- „recht" blijven hangen. In de dagen vlak na de capitulatie werden wij verrijkt met be sluiten van den Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht als hoogste Nederlandsche gezagsdrager hier te lande. Deze voerde het instituut van den Commissaris voor den Wederopbouw in met vérgaande bevoegdheden vooral ook op het gebied van de onteige ning. Na de bevrijding werden deze besluiten vervangen door het K.B. F 67, waarbij werd ingesteld het College van Algemeen Gemach tigden voor den Wederopbouw met ongeveer dezelfde ingrijpende macht. Het gevaar, dat o.i. in deze bepalingen schuilt, zit in het onbe paalde van het begrip „wederopbouw". Hiervoor kan worden onteigend door enkelvoudige „aanzegging" aan den Burgemeester. In deze aanzegging moeten de onteigende goederen kadastraal worden aangeduid; de aanzegging wordt in de openbare registers overgeschreven, waardoor dezelfde rechts gevolgen ontstaan als bij de overschrijving van een onteigenings- vonnis. Echter wanneer er wordt onteigend volgens de wet is den ont eigende volledige schadevergoeding gewaarborgd, niet alleen een tegemoetkoming in de schade naar de leer van den Hoogen Raad. Waar nu het begrip Wederopbouw niet is gedefinieerd en in het besluit F 67 de schadevergoeding maar heel summier is behandeld (art. 14), ligt het voor de hand te verwachten, dat het besluit zal worden gehanteerd voor gevallen die maar in heel los verband met den wederopbouw staan. Het is dringend noodig, dat een en ander bij wet wordt geregeld, waardoor tenminste een begripsbepaling wordt verkregen en de jurisprudentie deze verder kan omschrijven ten bate van de rechts zekerheid. (Zie het artikel Onteigening en schadeloosstelling op blz. 16). Tot slot willen we melding maken van het nog steeds gehand haafde Vorderingsbesluit 1940 en het Besluit Vordering Woon ruimte E 103, waardoor een diep ingrijpen in de rechten van den eigenaar ter wille van algemeene belangen mogelijk is geworden, zeer veel verder gaande dan wij vóór 1940 kenden. Hoewel zeker hier ook invloeden van den bezettingstijd zijn te bespeuren, meenen wij deze maatregelen toch niet in hetzelfde licht te moeten beschouwen als die over „land". We mogen verwachten

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1946 | | pagina 15