16
dat, als normale toestanden eens zullen zijn wedergekeerd, deze
vorderingsbesluiten buiten werking worden gesteld.
Moge dit spoedig het geval zijn.
Juni 1946.
Mr H. Jonas, Hypotheekbewaarder te Zutphen:
Onteigening en schadeloosstelling.
Ontstellende aantallen gebouwde eigendommen zijn door oor
logsgeweld sinds de Meidagen van 1940 in Nederland verwoest.
Een zware taak rust op de gemeenschap om de verloren panden
weder opgebouwd te krijgen en opnieuw woon- en werkgelegen
heid te scheppen.
Het ligt voor de hand, dat de gelegenheid wordt aangegrepen
stedebouwkundig betere toestanden te scheppen, waardoor in het
algemeen gesproken de getroffenen huiv panden niet weer op de
zelfde plaats zullen herbouwen.
Overheidsingrijpen zal derhalve onvermijdelijk zijn. De vóór den
oorlog bestaande wetsbepalingen in Onteigeningswet, Woningwet,
Wet opheffing privaatrechtelijke belemmeringen en andere, geven
niet voldoende machtsmiddelen aan de overheid om snel te herstel
len en te verbeteren waar het noodig is. Men ziet dan ook een aan
tal buitengewone maatregelen nemen, die een exorbitante macht in
handen van de uitvoerende organen leggen voor dit doel. De vraag
mag echter worden gesteld of het grootsche doel nu ook maar alle
middelen moet heiligen.
De oorlogsperiode bracht de Besluiten Wederopbouw I en II van
den Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht in Mei 1940 ter
stond na de capitulatie en laatstelijk verscheen het Koninklijk Be
sluit op den Wederopbouw van 7 Mei 1945 (F 67). Over de rechts
kracht van deze maatregelen van noodrecht kan worden getwist,
hetgeen niet de bedoeling van deze regelen is. Hoe men het wil
wenden of keeren, toegegeven zal moeten worden, dat men vrede
kan hebben met de snelle procedure waarmede in dit geval kan
worden onteigend. Dat door een eenvoudige aanzegging van het
College van Algemeene Commissarissen voor den Wederopbouw
aan den betrokken burgemeester de resten van vernielde opstallen
en de ondergrond met aanhoorige erven in eigendom overgaan aan
de gemeenschap is meer in schijn dan in wezen revolutionnair.
Ook bij de vóór den oorlog bestaande mogelijkheden tot onteige
ning voor allerlei doeleinden lagen de waarborgen voor den eige
naar niet hoofdzakelijk in de wijze waarop de verklaring tot stand
kwam, dat het algemeen belang onteigening eischte. Terwijl voor
het huidige vraagstuk de aanwezigheid van het algemeen belang
zoo evident is, dat discussie hierover in de openbare colleges kan
worden gemist.
Een uitzondering moet evenwel worden gemaakt als men terwille
van stedebouwkundig betere oplossingen buiten de verwoeste ge-