22
Waterstaat had geoordeeld dat hiervoor geen onteigening noodig was en nu
moest het Hof beslissen of dit wel juist was en of niet meer belemmering aan
eischer werd opgelegd dan voor het instandhouden en verbeteren van den dijk
noodig was. De bezwaren werden door het Hof afgewezen.
1943/111. Rechtbank Dordrecht, 25 Februari 1942. Eischer heeft tijdig voor
ziening gevraagd tegen den inhoud van den nieuwen wegenlegger (art. 47 der
Wegenwet) waarin een gedeelte weg dat zijn eigendom is als openbaar wordt
aangemerkt. Dit valt onder art. 4 lid 1 sub III der Wegenwet en de Rechtbank
acht voldoende feiten aanwezig om te beslissen dat de „bestemming" tot open
baren weg reeds voor het in werking treden van de Wegenwet vaststond, ook
van het litigieuse gedeelte van dien weg. Onder meer leidt zij dit af uit het feit,
dat de geheele weg, waarvan dit betwiste stuk een onderdeel vormt, al sinds
1853 als openbare weg op den ouden legger van wegen en voetpaden voorkomt
en dienovereenkomstig steeds door iedereen is gebruikt.
1943/450. Rechtbank 's-Gravenhage, 4 December 1942. Het Noord-Willems-
kanaal tusschen Groningen en Assen is aangelegd krachtens een concessie van
het jaar 1856. De vaar-, brug- en sluisgelden zijn vastgesteld volgens een artikel
van de concessievoorwaarden bij K.B. van 1856, gewijzigd in 1860, 1880 en laat
stelijk in 1939. Dit laatste K.B. wordt nu door de N.V. Kanaalmaatschappij aan
gevochten, omdat zonder haar medewerking de tarieven zijn verlaagd, waardoor
zij gevoelige verliezen in inkomsten zal lijden. De strijd gaat nu om het rechts-
karakter van de concessie. Is het een eenzijdige overheidsdaad, een privaat
rechtelijke overeenkomst, een gemengde overeenkomst of ééne sui generis?
De Rechtbank overweegt dat de bestuurstaak van den Staat omvat de zorg
voor het algemeen belang en daaronder is begrepen het belang van ondernemin
gen ten dienste van het publiek; dat in die bestuurstaak is gelegen de rechtsgrond
voor een concessie waarvoor geen afzonderlijk wetsvoorschrift noodig is. Hier
is geen overeenkomst geschapen, maar een vergunning verleend onder voorwaar
den en ook het onderteekenen van die vergunning door de concessionarissen
maakt die vergunning zonder meer niet tot een overeenkomst. Dus kon de Staat
bij K.B. eenzijdig de tarieven veranderen in het economisch belang der schip
pers, die het kanaal gebruiken. Er wordt becijferd, dat er tot nu toe door de aan
deelhouders der N.V. 12J^ dividend is gemaakt en dat dit door de nieuwe
tarieven zal dalen tot 4J/£
1943/767. Rechtbank Zwolle, 2 December 1942. Uitgemaakt wordt, dat de
broekweiden der stad Kampen, nu deze van oudsher en ongestoord alle eigen
domsrechten en het uitsluitend beheer over die gronden heeft gehad, als haar
eigendom zijn te beschouwen. De grootburgers van Kampen hebben wel altijd
bijzondere rechten op die broekweiden gehad, maar dit recht van beweiding is
publiekrechtelijk met zekere eraan verbonden persoonlijke rechten en mist de ken
merken van een zakelijk recht.
Het bestaan van een mark van Kampen wordt niet aangenomen, ondanks een
beroep op een brief van 7 Juni 1284 van den Bisschop, waarin een schenking
van deze broekweiden voorkomt.
Dus heeft de stad Kampen het recht bij verordening het gebruik der weiden
te regelen en ook om elk der grootburgers een bepaalden kavel van die weiden
aan te wijzen om te gebruiken.
1943/773. Rechtbank Zwolle, 16 September 1942. Naast een rijwielpad liggen
strooken boschgrond. Deze zijn op de kadastrale kaart als een weg afgebeeld
en geel (bedoeld is sienna) ingekleurd. In 1939 heeft de gemeente den weg laten
afpalen en afsteenen, terwijl zij toen de middelste strook als rijwielpad heeft doen
aanleggen. Daarmede stelt zij den weg te hebben „onderhouden". De Rechtbank
beslist nu, dat de strooken boschgrond niet als „bermen" in den zin van art. 1
Wegenwet zijn te beschouwen en dus werkt het vermoeden van art. 13 lid 1 hier
niet. Ook vallen ze in geen geval onder de openbaarheid (van het rijwielpad
zelf wordt dit ook nog in het midden gelaten). Gedaagde heeft in de strooken
boschgrond boomen gehakt. Nu het eigendomsrecht van de gemeente op die
strooken niet is komen vast te staan, kan dit hakken niet als onrechtmatig han
delen tegen de gemeente worden beschouwd.