23
1943/817. Rechtbank 's-Hertogenbosch, 8 Januari 1943. Een vordering tot
levering van onroerend goed wordt afgewezen omdat de eisch te vaag is gesteld,
zoodat niet is uit te maken of bedoeld is gedaagde te veroordeelen met dwang
som tot het medewerken aan het opmaken van de transportakte. De subsidiaire
eisch tot ontbinding van de koopovereenkomst wordt toegewezen.
1943/839. Rechtbank Dordrecht, 26 Mei 1943. Beslist wordt dat een grond-
lichaam, aangebracht op iemands perceel ter verzwaring van een dijk, eigendom
is van den eigenaar van het perceel en niet van het Hoogheemraadschap dat de
verzwaring gelastte en uitvoerde. In dit grondlichaam zitten o.m. buizen voor
gas- en waterleiding van de gemeente. Eigenaar vordert wegneming van die bui
zen uit zijn grond. De gemeente verweert zich met de stelling, dat zij vergunning
heeft van het Hoogheemraadschap en dat de eigenaar geen redelijk belang zou
hebben bij de verwijdering. Door de Rechtbank wordt overwogen dat deze er
wel belang bij heeft, nu hij ter plaatse dien grond niet voor sommige doeleinden
kan gebruiken, zonder door de gemeente wegens verzakking van het buizennet te
worden aangesproken tot schadevergoeding. De eisch tot verwijdering der bui
zen wordt toegewezen.
1943/855. Rechtbank Zwolle, 21 April 1943. Voor het bestaan van een buur
weg zal o.m. als vereischte moeten gelden, dat de weg door die buren met uit
sluiting van anderen als zoodanig wordt gebruikt omdat alleen onder deze voor
waarde het typische karakter van en de bestemming tot buurweg onmiskenbaar
kan blijken.
1943/886. Rechtbank Zwolle, 9 Juni 1943. Eischers stellen dat gedaagde de
afwatering van hun landen in zijn sloot benadeelt, doordat deze niet voldoende
wordt onderhouden. Gedaagde antwoordt, dat die landen vroeger op een andere
sloot afwaterden, nadien zijn opgehoogd (cultuurtechnisch zijn verbeterd) waar
door zijn sloot nu meer water dan vroeger moet ontvangen. Om de zaak te be
slissen wordt een descente gelast,
1943/888. Rechtbank Roermond, 13 Mei 1943. Een vonnis over de artt. 2
en 14 der Ruilverkavelingswet 1938. De Rechtbank besliste, dat waar ruilver
kaveling geschiedt in het belang van den landbouw, daarmede niet natuurschoon-
bescherming kan worden nagestreefd. Dit laatste is het doel van voorschriften als
de Boschwet, Onteigening tot bewaring van natuurschoon, het Nationale plan
(verordening 91/1941) en dergelijke.
De eigenaren reclameerden, omdat hun werden toebedeeld twee kavels geschei
den door een derde, die natuurschoon bevatte (een plas gevat in een houtrand)
en die aan de gemeente werd toebedeeld. Voor de verkaveling hadden ze één
groot perceel. Dus was hier eigenlijk in plaats van bij elkaar voegen van stukken
grond het tegenovergestelde gebeurd door de ruilverkaveling. De oplossing was,
dat aan eischers ook de kavel met natuurschoon werd toebedeeld, maar bezwaard
met een servituut om dit schoon in stand te houden. Als heerschend erf van dit
servituut werd aangewezen een aangrenzende kavel, ook met natuurschoon, die
aan de gemeente zou worden toebedeeld.
1943/889. Op denzelfden dag besliste dezelfde Rechtbank nog een ruilver
kavelingszaak. Hier werd over de schattingen geklaagd door iemand die al was
afgewezen in een dergelijk proces bij het vaststellen der uitkomsten van de schat
ting. Toen had hij bezwaar omdat natuurlijk zijn ingebrachte perceelen volgens
hem veel te laag waren gewaardeerd, nu was het hem toebedeelde weer te hoog
geschat en kreeg hij dus eigenlijk te weinig oppervlakte. Het spreekt vanzelf, dat
de Rechtbank ook nu den eisch afwijst, na ten overvloede nog eens weer het
schattingssysteem der wet te hebben uiteengezet, te hebben herinnerd aan het
feit, dat de schattingen op de wettelijke wijze zijn komen vast te staan en dat
daarna pas op wettige wijze de nieuwe indeeling kan worden gemaakt en nu niet
meer over die wijze van schatten kan worden geprocedeerd.
1944/7. Hof Arnhem, 16 Februari 1943. Bij het bouwen van een nieuw pal
huis had onderzocht moeten worden of hierdoor wellicht verzakkingen bij na