49
Bij een meting op 1 September 1941 blijkt, dat de grens tusschen de perceelen
1310 en 1311, die in den legger op naam van verschillende eigenaren staan, 11
m afwijkt van den op het terrein aanwezigen muur.
Het veldwerk dj. 1890, dat niet volledig is weergegeven, is zoodanig ingericht,
dat meetfouten uitgesloten zijn. Schuur en muur waren toen nog niet aanwezig.
Dit verschil tusschen kadastralen en terreinstoestand kan verschillende oor
zaken hebben.
Gevraagd wordt (afzonderlijk voor ieder van de hieronder gegeven gevallen)
aan te geven, hoe de eigendoms- (c.q. hypothecaire) toestand op 1 September
1941 is en dit antwoord kort te motiveeren.
Bovendien wordt gevraagd voor ieder geval met enkele woorden aan te geven,
wat gebeuren moet om een bevredigenden toestand te verkrijgen (b.v. op deze
wijze: opmaken van transportakte, waarbij overschrijven akte;
staat nr 75 met nieuwe nummers, enz.).
De perceelen zijn onbezwaard, tenzij in het gegeven geval een inschrijving is
vermeld.
Gemeente en sectie kunnen worden weggelaten.
1. In 1888 werd een transportakte (A, eigenaar van nr 200, verkoopt aan B)
overgeschreven, waarin het onroerend goed omschreven werd als: Westdeel
van het perceel, kadastraal bekend gemeente X sectie Y nr 200, breed aan Noord
en Zuidzijde 60 m.
Doordat de nadere omschrijving niet in het register nr 9 werd opgenomen en
de verkooper bij vergissing verkeerde palen aanwees, had in 1889 de opmeting
plaats, zooals in fig. 1 aangegeven (perceel 1310 groot 49 a, perceel 1311 groot
101 a).
B ontgon de heide tot aan de lijn cd; bouwde in 1891 de schuur en den
muur, die nu nog aanwezig zijn, en gebruikte sindsdien dit onroerend goed on
gestoord in zijn bedrijf.
In 1893 werd een transportakte (A aan C) overgeschreven, waarin het onroe
rend goed werd omschreven als: het perceel kadastraal bekend gemeente X sec
tie Y nr 1311 groot 101 a.
2. Door A, eigenaar van perceel nr 200, werd in 1888 een Westgedeelte
daarvan ontgonnen. Ten behoeve van de regeling van de grondbelasting had in
1889 de in fig. 1 afgebeelde opmeting en splitsing plaats. In 1891 zette A de
ontginning voort en bouwde de schuur en den muur. De rest bleef heide.
In 1936 werd een transportakte (A aan B) overgeschreven, waarin het onroe
rend goed werd omschreven als: een stuk heidegrond, kadastraal bekend ge
meente X sectie Y nr 1311.
In 1937 werd een borderel ingeschreven (hypotheek werd verleend door A),
waarin het onroerend goed werd omschreven als: schuur en bouwland, kadastraal
bekend gemeente X sectie Y nr 1310.
3. In 1888 werd een akte overgeschreven, waarbij A (eigenaar van perceel
nr 200) verkocht aan B: het Westgedeelte van perceel gemeente X sectie Y
nr 200, groot ca 49 a, breed aan Noord- en Zuidzijde 49 m, zooals op het ter
rein afgepaald, en aan C: het Oost resteerend deel van perceel nr 200. Over
eenkomstig de aanwijzing door B en C had de opmeting in 1889 plaats.
In 1890 kocht B van C een strook van 11 m breedte, gelegen ten Oosten van
zijn perceel. Om de kosten van den notaris uit te sparen, komen zij overeen geen
akte op te maken, maar overigens zijn zij eerlijke menschen.
B ontgon de heide tot aan de lijn c—d, bouwde in 1891 de schuur en den
muur, die nu nog aanwezig zijn, en gebruikte sindsdien dit onroerend goed onge
stoord in zijn bedrijf.
In 1892 werd een transportakte (C aan D) overgeschreven, waarin het onroe
rend goed omschreven werd als: het perceel kadastraal bekend gemeente X sec
tie Y nr 1311.
4. De kadastrale grens tusschen de perceelen 1310 en 1311 is op dezelfde
wijze ontstaan als in geval 3 (B perceel nr 1310 en C perceel nr 1311).