/x, 'V 77 pir HP B y wij nu de m.f. in de uitzetting van P Mn en de m.f. in de lig ging van de uit te zetten grens Mz (fig. 3) en de totale m.f. die ontstaat door de samenwerking van opmeting en uitzetting in P Mt, dan kunnen wij schrijven: Mz M, sin a. Nu is M2 M\ m2 -f- d2 cotg2 a sin2a M2 (2 m2 2 d2 cotg2 a -f- m2 d2 cotg2 a -TT") sin2a sin2a (2) 2 m2 X sin2a j— 2 c?2 X cos2a e2. Nu moet minimum worden, dus f' (a) 2 m2 X 2 sin a cos a 2 d2 X sin a cos a 0 of 2 m2 X sin 2 a 2d2 X sin 2 a hetgeen alleen kan als a) m d of b) sin 2 a 0, waaruit volgt a 0 graden of a 100 graden. f" amoet dan Ï2 0 of 4 m2 cos 2 a 4 cf2 cos 2 a 2; 0. a) Voor m d beteekent dit, dat bij iederen hoek a aan die voorwaarde is voldaan. b) Is a. 0 graden, dan wordt bij: m d f" positief. Is a. 100 graden, dan wordt bij: m <C d f" positief. Indien dus in het punt Pm (dit is de meetfout) grooter is dan <b y y I a p t-' py -A I I I I I t I Fig. 2. Omgeving van punt Pi Fig. 3. Uitzetting. M\ i.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1946 | | pagina 77