84 Van de in de eerste kolom opgenomen punten waren de meeste niet gecentreerd. Er zijn slechts enkele punten bij die zoo grondig waren vernield, dat er geen enkele vastlegging meer over was. In dit geval verkeerden ook drie primaire punten nl. de pijler Lange- veld en de torens Vierlingsbeek en Doesburg. Alle andere eerste orde punten zijn behouden. Het geval Venlo verdient afzonderlijke vermelding. Hier was de toren totaal uitgebrand, maar de romp stond oogenschijnlijk nog stevig overeind. De eenige nog aanwezige vastlegging bevond zich op 22 m hoogte boven den beganen grond, praktisch onbereikbaar. Een Magyrusladder van de Venlosche brandweer werd gerequi- reerd en de centreering kon worden uitgevoerd, waarbij een nieuwe vastlegging, nu op bereikbare hoogte op enkele meters boven den grond, werd bepaald. Eenige weken later stortte de toren in, waar bij gelukkig de juist geplaatste vastlegging gespaard bleef. Voor alle zekerheid werd het punt daarop nogmaals gecentreerd, nadat een nieuwe bout was ingemetseld op een veilige plaats in een na burig gebouw. De metingen werden zoolang voortgezet tot in December 1945 de punten van de tweede groep, de zwaar beschadigde, bijna alle bezocht waren en daar waar het noodig was, was ingegrepen. In totaal werden een kleine 200 punten gecentreerd en daardoor werd de grondslag voor de metingen ten behoeve van den weder opbouw behouden. Een uitzondering hierop vormen enkele gebieden waar zeer wei nig gecentreerde torens voorkwamen, met name het Land van Altena, Noord-Limburg van Venlo tot Mook, Zeeuwsch-Vlaande ren en de kuststrook van Noord-Holland. Alvorens dit jaar met den buitendienst te beginnen, werd aan de ingenieurs-verificateur een schrijven gericht met het verzoek een opgave te willen verstrekken van de terreinen, waar uitgebreide metingen in verband met den wederopbouw werden verwacht en daarbij voor ieder geval tevens de meerdere of mindere urgentie te willen aangeven. Op grond van de hierop ingekomen brieven werd het meetprogramma voor dezen zomer opgesteld en werden de meetploegen gedirigeerd naar Walcheren, Zeeuwsch-Vlaande ren, Land van Altena en Bommelerwaard, kuststrook in Noord- Holland en Enschede. Nog voor andere gebieden werden dringend metingen aangevraagd, waaraan echter tengevolge van de te ge ringe personeelsbezetting geen gevolg kon worden gegeven. Vooral Zeeuwsch-Vlaanderen en het Land van Altena leveren groote moeilijkheden op, omdat er zoo goed als geen uitgangspun ten zijn overgebleven en dat zijn dan nog de ruïnes van de vroegere torens, waarop onder de moeilijkste en vaak gevaarlijke omstandig heden moet worden gemeten. Maar met groote energie is het werk, zoowel het afgeloopen jaar als dit seizoen, door veldassistenten en meetarbeiders aangepakt en doorgezet, in de overtuiging dat ook de R.D. alles moet doen om de oorlogsschade zoo spoedig mogelijk te boven te komen en haar deel moet bijdragen tot den wederop bouw van ons land.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1946 | | pagina 84