10
ceeren, kon het Kadaster van 1820 in vele gevallen reeds niet vol
doen. Het behoeft geen betoog dat de gegevens over kaart en ka
dastrale grootte uit 1820, die het Kadaster 125 jaar later van het
groote aantal minuutperceelen in de Amsterdamsche binnenstad
bij gebrek aan beter moet verschaffen, onvoldoende zijn voor de
eischen die men hieraan tegenwoordig terecht stelt. Ook de tenaam
stelling van de perceelen beantwoordt in vele gevallen niet aan dat
gene wat in het publiek als eigendomstoestand leeft en ik vermoed
dat hieraan de in den volksmond gebruikte zegswijze: „het kadaster
is in de war" zijn bestaan ontleent.
Om U hiervan een voorbeeld te geven neem ik li in gedachten
mee naar de Jordaan, de typische volksbuurt aan den voet van den
Westertoren. Zij is ontstaan in de 17de eeuw toen de Gemeente de
onteigende landerijen als bouwterreinen in rechthoekige blokken
ging verkoopen. Zooals aan de deftige grachten gold ook hier de
bepaling „dat de voorschreven erven niet sullen mogen worden ge
splitst ofte gesmaldeelt tot Slopjes of Steegjes". In afwijking met
deze verordening echter werden bij den bouw van de blokken rijke
lijk stegen en sloppen gevormd, die men ten tijde van den bouw
en nog lang daarna terecht als particulieren eigendom beschouwde.
Een aardig voorbeeld dat mij bij een onderzoek naar den eigen
dom van een van deze gangen in handen kwam, moge dit illustree-
ren. Het is een akte van 1724 waarin aan Roelof Kleyn wordt
„verkocht, opgedragen en quytgeschouden een huys en erve staande
„en leggende op de Lindegraft aan de Noordzijde bij de Brouwers-
graft daar de witte koe in de gevel staat; welverstaande dat de
„gang onder dit huys gelegen en bij hetzelve huys overtimmert al-
„toos zal moeten blijven zo hoog en wijd als die nu is en dat de
„voornoemde Pieter Stoffelsz en de erfgenaemen van Jan Corne-
„lisz Wittekoe met haar achterhuysjes, mitsgaders ook dezen huyse
„haar vrije uyt en ingang daardoor zullen hebben en behouden
„mits die tezaamen helpende becostigen en onderhouden."
Niettemin zijn deze stegen en sloppen bij de oorspronkelijke ka
dastreering als ongenummerd ten name van de Gemeente gesteld.
Hoewel men dit wel kan verklaren uit de verplichtingen die de Ge
meente als overheidslichaam tegenover de menschen die in die ste
gen woonden, had, zal men moeilijk kunnen beweren dat deze te
naamstelling op deugdelijke juridische gronden is geschied. Thans
is, door onbewoonbaarverklaring van de huisjes aan die stegen, de
overheidsbemoeiing weer afgenomen. Particulieren onderhouden
de gangen en hebben ze met deuren van den openbaren weg afge
sloten. Dikwijls zijn ze zelfs bij herbouw van een aangrenzend per
ceel volgebouwd en ook de Gemeente beschouwt ze, als ze tenmin
ste geen toegang geven tot perceelen die zij, hetzij uit overwegingen
van saneering, hetzij privaatrechtelijk bezit, conform den rechtstoe
stand van de 17de eeuw, meestal als particulier eigendom. Niettemin
staan ze reeds sedert jaren als afzonderlijk genummerde percee
len nog steeds ten name van de Gemeente.
Ook door andere oorzaken zijn kadastrale tenaamstellingen soms
minder betrouwbaar. Wijzigingen in den eigendom tengevolge van