107 streken behoren Bangka, verschillende stukken van Noord-Suma- tra, een stuk in Midden-Celebes (het Malili-gebied) en grote dee- len van Nieuw-Guinea. De kaarten van dit laatste gebied, die op één na nog niet gepubliceerd waren, zijn door de Japanners weg gevoerd en zullen wel als verloren beschouwd moeten worden. Daar het wel eens voorkwam, dat het fotogrammetrisch opgeno men gebied iets over het terrestrisch gemetene heenviel, gaf dit een goede gelegenheid om de resultaten van de beide methoden te ver gelijken. Hierbij bleken wel de enorme voordelen van de fotogram- metrie voor de weergave van het reliëf. In het Jaarverslag van de Topografische Dienst over 1939 (verschenen na Mei '40) werd door K i n t een heuvelrug afgebeeld zoals die op de terrestrisch en op de fotogrammetrisch opgenomen kaart voorkomt: op de eerste heeft de rug een karakterloze gelobde omtrek, op de fotogramme- trische kaart echter een geheel andere en zeer karakteristieke vorm, waaruit de structuur duidelijk spreekt (fig. 4). In 1940 ten slotte kreeg de Topografische Dienst eindelijk de mogelijkheid ook zelf luchtfoto's te laten maken. Toen werd n.l. met de K.N.I.L.M. een contract afgesloten, waarbij deze per jaar min stens 200 000 km2 zou fotograferen, waarvoor door deze maat schappij vliegtuigen, camera'-s en geschoold personeel beschikbaar waren gesteld. De Topografische Dienst zou deze foto's dan tot kaarten verwerken, waarvoor een grote uitbreiding van het instru mentarium in bestelling was. Als eerste object was een gedeelte van Noord-Celebes uitgekozen. Door de oorlogsomstandigheden kon deze opzet toen niet verwerkelijkt worden. Het ligt thans in de bedoeling, dat de fotogrammetrische opne ming de terrestrische geleidelijk zal vervangen en ten slotte een ca paciteit zal krijgen van 40 000 a 50 000 km2 per jaar. De terrestri sche methode blijft dan slechts gehandhaafd voor enkele noodzake lijke bijmetingen op de grond (o.a. van op de foto niet zichtbare details, zoals voetpaden) en vermoedelijk voor de landrentemetin gen. Bij de opstelling van het kaarteringsprogramma zal, zoals reeds werd betoogd, ook rekening gehouden moeten worden met een ge leidelijke heropneming van de belangrijkste bergterreinen op Java, en daarna van de Buitengewesten, ten behoeve van de verbetering van bestaand? kaarten. Fig. 4. Fragment van blad 10/IV D (Atjeh), schaal 1 50 000, 2 X verkleind tot 1 100000. Boven: terrestrisch opgenomen: onder: fotogram metrisch opgenomen. Uit: Jaarverslag Top. Dienst in N. I. over 1939.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1947 | | pagina 113