112
gen. En ten slotte moeten ook geografische argumenten meespreken
om uit te maken, welke de meest waarschijnlijke vorm en ligging
der objecten zijn. Ook terreinbeschrijvingen kunnen hierbij natuur
lijk hulp geven, zowel uit de bestaande literatuur als uit memories
en rapporten van bestuursambtenaren, geologen, houtvesters e.d.,
en evenzeer persoonlijke inlichtingen van kenners van het terrein.
Andere moeilijkheden ontstaan bijvoorbeeld als twee routeschet-
sen van eenzelfde terrein elkaar moeten snijden en toch geen enkel
aanwijsbaar gemeenschappelijk punt vertonen. Soms kan de topo
nymie dan een handje helpen, al dient men er op bedacht te zijn,
dat eenzelfde naam op zeer verschillende wijze kan worden ge
schreven.
Men ziet dat er zich vele puzzles bij kunnen voordoen en dat dit
soort kartografie soms veel op detectivewerk gaat lijken. Het is in
zekere zin nog een late voortzetting van de oude kartografie, zoals
die bijvoorbeeld door P 1 a n c i u s en zijn tijdgenoten, o.a. door het
uithoren van reizigers, werd beoefend.
Het maken van schetskaarten was voor de Topografische Dienst
niet iets nieuws. Reeds zeer lang werden er uit het bij de dienst
aanwezige materiaal schetskaarten gemaakt, doch deze werden in
cidenteel van een bepaald gebied uitgegeven en meestal fraai in
vele kleuren gedrukt. Deze mooie uitvoering had echter twee be
zwaren: ten eerste was daardoor niet te zien hoe onzeker sommige
gegevens zijn, vooral omdat nooit verkende rivieren ter opluistering
wel eens van fraaie kronkels werden voorzien; ten tweede bleven
deze duur uitgevoerde kaarten veel te lang in gebruik, daar men ze
niet telkens kon herdrukken zodra er weer een nieuw gegeven be
kend was geworden.
Voor de nieuwe kaart werd niet alleen het materiaal gebruikt,
dat bij de Topografische Dienst aanwezig was, maar werden ook
zoveel mogelijk gegevens bij andere organen verzameld; het was
verrassend wat er nog uit de archieven van bijvoorbeeld de Dienst
van de Mijnbouw, het Binnenlands Bestuur, het Boswezen te voor
schijn kwam.
De nieuwe kaart werd uitgegeven in uniforme bladen op de schaal
1 200 000 (in enkele gevallen 1 100 000 of 1 250 000), begrensd
door de parallellen en meridianen van het algemeen systeem van
bladindeling der topografische kaarten. De kaarten werden op cal
ques getekend, waarvan door eenvoudig doorlichten een drukplaat
gemaakt werd, die in bruin (om corrigeren in potlood of inkt moge
lijk te maken) werd afgedrukt. Door dit goedkope drukprocédé was
een herhaaldelijk verbeteren en opnieuw afdrukken zonder hoge
kosten mogelijk.
De afgedrukte kaarten werden dadelijk naar de in het terrein
aanwezige detachementscommandanten en bestuursambtenaren ge
zonden met het verzoek alle op het afgebeelde terrein betrekking
hebbende kartografische gegevens uit hun archief op te zenden. Op
deze wijze werden soms zeer waardevolle aanvullingen verkregen,
tot gedetailleerde opnemingen toe, waarvan niemand voordien het
bestaan zelfs maar vermoedde. De hiermede verbeterde en opnieuw