12 berekening op lengte, temperatuur en kaartprojectie worden gecorri geerd, leveren sluitfouten die meestal 1 cm per 100 m niet te boven gaan. De detailmeting geschiedt meestal volgens de orthogonaalmethode. Deze werkwijze biedt de mogelijkheid dikten van muren tusschen gebouwen te berekenen als deze niet zijn te meten. Men brengt dan ter weerszijden van den muur, dus bijv. door de gangen der beide perceelen, een loodlijn op de lijn van den meetkundigen grondslag, meet in beide huizen van de loodlijn naar den kant van den muur en leidt uit de som van deze beide afstanden en het verschil tusschen de voetpunten de dikte van den muur af. Ter controle op de uit gevoerde metingen worden deze berekeninen zooveel mogelijk op het terrein uitgevoerd. In sommige gevallen worden op inpandige terreinen huishoeken en knikpunten van grenzen door directe meting met de voerstraalmethode bepaald. Ten kantore worden de uitge werkte veldwerken aangevuld met perceelgrenzen en met andere kadastrale gegevens. Dit moeilijke en verantwoordelijke werk dat veel inzicht ook in muurconstructies vereischt, geschiedt door een landmeter en twee teekenaars die tevens veldwerkzaamheden verrichten. Vervolgens worden de aldus aangevulde veldaanteekeningen door teekenaars gekaarteerd op de schaal 1 250. Deze kaarteerin- gen vormen het eigenlijke werkplan; zij dienen tevens om in die gevallen waarin een berekening uit meetgetallen te tijdfoovend zou zijn, de oppervlakten van de perceelen grafisch nauwkeurig te be palen. Dat de schaal 1 250 is gekozen in plaats van de in de bouw wereld meer gebruikelijke schaal 1 200 vindt zijn oorzaak daarin, dat de schaal 1 250 reeds zoo gevoelig is, dat de onvermijdelijke kleine onnauwkeurigheden die men in een dergelijk moeilijk terrein bij de meting begaat, er op tot uiting komen. Het heeft dus geen zin tot een nauwkeuriger schaal, die ruim \lA maal zooveel papier vordert, over te gaan. De grootten van de perceelen worden bepaald met een schiif- poolplanimeter met loupe Saphir. Voor de opstelling van het in strument wordt steeds gebruik gemaakt van een poolzoeker. Waar dit gemakkelijk gaat, heeft tevens berekening uit meetgetallen plaats. Het vele materiaal dat ik ter beschikking had, was voor mij aan leiding om de nauwkeurigheid eens na te gaan van een planimeter- berekening ten opzichte van een berekening uit meetgetallen. Ik vergeleek hiertoe in 5 verschillende plans de grootten van in totaal 876 op beide manieren bepaalde perceelen. Ik beperkte mij wederom tot perceelen met een gemiddelde grootte van 100 ca. In elk van deze gebieden was de som van de uit meetgetallen berekende groot ten nagenoeg gelijk aan die welke met den planimeter waren be paald, zoodat, zooals verwacht mocht worden, de verschillen tus schen beide berekeningen een toevallig karakter droegen. De mid delbare waarden van de in procenten uitgedrukte verschillen tus schen beide bepalingen waren opvolgend 0,67, 0,73, 0,73, 0,73 en 0,80. Het gemiddelde 0,73 van deze opmerkelijk dicht bij elkaar

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1947 | | pagina 12