REC/iTEN ADMINISTR
128
Staatscommissie voor de herziening van de Woningwet.
van zijn boek besteedt aan een beschrijving van de uitgevoerde proef, welke
beschrijving zo in details afdaalt dat men af en toe aan bladvulling gaat denken.
Bij de behandeling van de gelijkvormigheidsaansluiting aan meer dan twee
punten, geeft hij een benaderingsmethode aan, die bij nadere beschouwing om
slachtiger blijkt te zijn dan de direct daarna behandelde strenge vereffenings
methode. In zijn getallenvoorbeelden laat hij toch deze benaderingsmethode aan
de vereffening volgens de kleinste vierkanten voorafgaan, hetgeen op zijn minst
onelegant genoemd moet worden.
Resumerende kan worden gezegd, dat Bachmann een wezenlijke bijdrage
heeft geleverd voor verdieping van de kennis der fotogrammetrische theorie,
terwijl de verdienste van Hallert gelegen is in het aangeven van een prak
tische werkwijze waardoor aan een groot bezwaar tegen de huidige uitvoering
der relatieve oriëntering nl. de invloed van de persoonlijke willekeur, wordt
tegemoetgekomen. Hierdoor zijn beide dissertaties te rekenen tot het belangrijkste
wat, in de periode van Nederlands wetenschappelijke isolatie, in Europa op
fotogrammetrisch gebied werd gepubliceerd.
8-1-1947. Ir A. J. VAN DER WEELE.
Bij Koninklijk besluit van 14 Februari 1947 nr 41:
I. is de Staatscommissie ter voorbereiding van een wijziging van de Woning
wet, ingesteld bij Koninklijk besluit van 16 Februari 1938 nr 25, ontbonden;
II. is ingesteld een Staatscommissie welke tot opdracht heeft op korte termijn:
1. op grondslag van het ontwerp van wet, overgelegd bij het op 26 April
1940 door de onder I genoemde Staatscommissie uitgebrachte verslag,
te onderzoeken in hoeverre en op welke wijze de Woningwet, gezien de
thans heersende omstandigheden, herziening behoeft;
2. bij dit onderzoek tevens de financiële paragrafen der Woningwet te be
trekken;
3. te onderzoeken op welke wijze de rechtsgevolgen van basisplannen voor
de wederopbouw (wederopbouwplannen) moeten worden geregeld;
onder bepaling dat het resultaat van dit onderzoek moet worden neerge
legd in een advies, vergezeld van een ontwerp van wet met toelichting,
en dat dit advies zal worden vastgesteld bij meerderheid van stemmen,
waarbij echter ieder lid het recht heeft van zijn afwijkend gevoelen in een
afzonderlijke nota, welke bij het advies zal worden gevoegd, te doen
blijken;
III. zijn benoemd:
tot lid en voorzitter van de onder II bedoelde commissie:
Prof. Mr Dr G. van den Bergh, Hoogleraar aan de gemeentelijke Univer
siteit van Amsterdam;
tot lid en ondervoorzitter:
Dr Ir Z. IJ. van der Meer, Directeur-Generaal van de Volkshuisvesting,
en Mr P. A. van der Drift, Raadadviseur bij het Departement van Open
bare Werken en Wederopbouw;
tot lid:
W. J. Andriessen, Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;
J. Bakker, Raadadviseur bij het Departement van Financiën;
Dr Ir F. Bakker Schut, Directeur van het Bureau van de Rijksdienst voor
het Nationale Plan;
Bommer, bestuurslid van de Nationale Woningraad;
Mr P. O. F. M. Cremers, Griffier der provincie Zuid-Holland;
Mr H. M. Dutilh, Hoofd van het Algemeen Secretariaat van de Centrale
Directie van de Volkshuisvesting;