147
Achtereenvolgens behandelen wij
1. Vernieuwing van het Kadaster.
2. Kadasterwet.
3. Bijhouding van het Kadaster.
4. Overdracht van cultuurpercelen.
i. VERNIEUWING VAN HET KADASTER
Inleiding.
Na de invoering van het Kadaster in 1832 was ons land een zeer
nuttige en onmisbare instelling rijker geworden.
Voor het doel waarvoor het werd opgericht, nl, een billijke omslag
van de grondbelasting, was het en is het nog alleszins voldoende.
Reeds tijdens de werkzaamheden voor zijn totstandkoming gaf men
er zich rekenschap van, dat het ook voor andere doeleinden dienstbaar
zou kunnen zijn en wel in het bijzonder voor de zekerheid van op de
grond uitgeoefende rechten.
Inderdaad heeft het Kadaster, ondanks zijn gebreken, een grote be
tekenis gekregen als administratie van zakelijke rechten, zonder even
wel daarvoor bewijskracht in te houden. Het is in wezen een fiscale
instelling gebleven, ook al is voor de overdracht en vestiging van
zakelijke rechten in de meeste gevallen aanduiding met de kadastrale
kenmerken voorgeschreven en al gaan sommige wetten zelfs uit van
de juistheid der kadastrale tenaamstelling, zoals b.v. de Ruilverkave-
lingswet t.a.v. het besluit tot ruilverkaveling.
De ontwikkeling van de maatschappij heeft tot gevolg gehad, dat de
op verschillend gebied aan het Kadaster gestelde eisen steeds hoger
zijn geworden. De meest op de voorgrond komende eisen betreffen de
kaart en het is dus geen wonder, dat bij het streven naar verbetering
van het Kadaster steeds in de eerste plaats hieraan gedacht is.
Naar gelang van de meer of mindere parcellering zijn de oorspron
kelijke kaarten vervaardigd op de schalen 1 5000, 1 2500 of 1 1250,
een enkele maal op nog grotere schaal.
Door de sterke toeneming van de bevolking van ons land en de
daarmede gepaard gaande groei van steden en dorpen en het ver
kavelen en in cultuur brengen van woeste gronden, gaf de schaal van
de kaart in verschillende gebieden reeds spoedig moeilijkheden.
Al kunnen wij bewondering hebben voor de vele betrekkelijk goede
kaarten welke bij de oprichting van het Kadaster in zo korte tijd tot
stand zijn gekomen, helaas moest bij de bijhoudingswerkzaamheden
ook blijken, dat tal van plans grote onnauwkeurigheden te zien gaven,
zelfs dikwijls grove fouten inhielden.
Met verwijzing naar de inleiding van ons rapport (bladz. 5 en 6
van het Huishoudelijk Orgaan nr 105) willen wij in het kort de ge
breken opsommen die onze niet hermeten kadastrale plans aankleven.
ie. De oorspronkelijke meting heeft niet plaats gehad door aanslui
ting aan een net van vaste punten over het gehele land. Daardoor ont
breekt het meetkundig verband tussen de aansluitende gemeenten. De
Noordrichting werd voor elke gemeente afzonderlijk bepaald en daar