166
(voortdurende en zichtbare erfdienstbaarheden en oude rechten),
welke niet in de lijst behoeven te worden opgenomen en ten aanzien
waarvan de hermeting geen gevolgen behoeft te hebben.
Art. 23. Verwezen wordt naar het analoge artikel 84 van de Ruil-
verkavelingswet 1938. Opgemerkt wordt, dat een exemplaar van de
lijst met een kopie van de nieuwe kadastrale kaart aan de rechtbank
blijft berusten.
Art. 25. Een soortgelijk artikel ontbreekt in de ruilverkavelingswet
en de vraag kan gesteld worden of het hier ook niet gemist kan
worden. Het lijkt echter wel wenselijk als aanvulling op het tweede lid
van artikel 23, uitdrukkelijk uit te spreken, dat buiten de in de lijst
vermelde erfdienstbaarheden, alleen nog kunnen bestaan die, welke
voortdurend en zichtbaar zijn.
Aangezien ze in artikel 9 niet genoemd worden, is het niet nodig
t.a.v. oude zakelijke rechten, b.v. pootrecht, hier de gevolgen van het
vaststaan van de lijst te vermelden. Dergelijke rechten zullen toch
door de hermeting niet aangetast worden.
2. KADASTERWET.
Inleiding.
In de hiervolgende beschouwingen wordt de aandacht gevraagd voor
de organisatorische vraagstukken die betrekking hebben op wat ge
woonlijk wordt genoemd de gewone dienst. Niet ten onrechte spreekt
men hiervan wel als van de „ruggegraat van het Kadaster Het^ is
het werk van welks zorgvuldige en regelmatige uitvoering de bruik
baarheid van het Kadaster in hoge mate afhankelijk is.
In de voorgaande gedeelten van ons rapport werd er reeds op
gewezen dat het Kadaster zijn diensten bewijst aan tal van organen
in het maatschappelijke leven. Mede door de wijze waarop deze dien
sten worden verleend, mag het Kadaster zich in een vrijwel algemene
waardering verheugen. Waardering, zowel van de zijde der officiële
instanties als van particulieren. De bewijzen hiervan kunnen uit ver
schillende feiten worden afgeleid, zoals blijkt uit de volgende voor
beelden.
In vrijwel alle akten wordt voor de omschrijving van enig onroerend
goed gebruik gemaakt van de kadastrale kenmerken, ook indien zulks
niet op grond van een wettelijke bepaling wordt vereist.
Aan uitnodigingen van landmeters om op het terrein inlichtingen te
verschaffen wordt in de regel door belanghebbenden voldaan.
Bijna nooit wordt aan de landmeters de toegang tot percelen ge
weigerd.
Bij de plaatsing van z.g. vaste punten ondervinden de landmeters
weinig moeilijkheden. Het is een niet te onderschatten voordeel dat
dit alles zo gemakkelijk gaat, want de wet geeft aan het kadastrale
werk, waarmee zulk een veelzijdig algemeen belang wordt gediend,
slechts weinig steun.
Het is echter een erkende noodzakelijkheid, dat in de wet de
mogelijkheid wordt gegeven eventuele onwilligen te dwingen tot het