.17
ken, ons aller uiterste krachtsinspanning noodig hebben om zich te
herstellen. Daardoor zal straks ook Uw kennis en bovenal Uw
toewijding noodig zijn. Uw studietijd moet U op Uw taak voor
bereiden. Gebruikt hem daarom goed. Ik van mijn kant geef U de
verzekering, dat ik U zooveel ik kan zal helpen en U met mijn
praktische ervaring gaarne terzijde zal staan.
Ik heb gezegd.
D. de Groot, Landmeter van het kadaster. Utrecht
Verkenning van een Snelliuspunt.
Bij een verkenning blijkt dat op een punt P de R. D. punten A,
B, C. D en E te zien zijn. Uit het punt C, een toren, kan een voor-
waartsche richting worden genomen. De vraag is, of dit meerdere
werk loonend is. Om deze te kunnen beantwoorden, bepalen we
de foutenfiguur zonder en met deze voorwaartsche richting. Hier
bij gaan we als volgt te werk. Van de stafkaart passen we de coör-
dinatenverschillen met P uit in tienden van kilometers. Hieruit
berekenen we de argumenten in tienden van graden zonder in
terpolatie aan de tabel Kad. nr 62 te ontleenen en hieruit weer
de a's en b's, ook zonder interpolatie. We vinden:
y
<P
a
b
s=
a4-b
A
3,8
4- 0,8
86,8
3,4
4-
16,0
12,6
B
4,9
0,7
109,1
4-
1,8
4-
12,9
14,7
C
2,3
5,1
173,0
4-
10,4
4-
4,7
4-
15,1
D
4,2
6,5
236,6
4-
6,9
4,5
2,4
E
5,9
1,8
281,1
4-
3,0
9,9
6,9
4-
18,7
4-
19,2
4-
37,9
5 - 3,74 3,84 7,58
Nemen we voor m (form. H.T.W. nr 19) 10, dan vinden we op
de gewone wijze van form, nr 19 (zie mijn artikel in jaargang 1946,
blz. 27):
Mx M+so My M—5o
geval I 11,0 10,1 5,2 6,7 cm
II 6,9 6,3 4,6 5,3
De conclusie is, dat de voorwaartsche richting niet gemist kan
worden.
Hoewel ik dit voor de praktijk niet noodig acht, geef ik hierbij
een teekening met de twee ellipsen. Duidelijk blijkt hieruit de in
vloed van de toevoeging van de voorwaartsche richting CP. Dat
de ellipsen elkaar raken in het snijpunt met de richting C, is slechts
schijn. Wel raken elkaar hier de voetpuntskrommen; de ligging van
P wordt immers in de richting C niet verbeterd. Doordat het snij-
X