187 getuigenverklaringen, de kadastrale perceelgrens geen rechtsgrens is, dan moge hierin het rechtsgevoel meer bevrediging vinden, voor het Kadaster geldt dit als een groot tekort, omdat het niet de rechten op de bodem kon aanwijzen, waardoor alle moeite, tijd en kosten zowel door de Staat als door het publiek aan dat bepaalde perceel besteed, nutteloos zijn geweest. Er zijn naar onze mening twee methoden volgens welke de boven bedoelde bezwaren ambtshalve kunnen worden opgeheven 1. Het verenigen van de cultuurpercelen tot eigendomspercelen; 2. Het controleren van de grenzen der cultuurpercelen zo spoedig mogelijk nadat deze grenzen blijkens een overgeschreven akte rechts grenzen zijn geworden. Wij menen aan de laatstgenoemde methode verre de voorkeur te moeten geven. In verband met de kartografische taak welke het Ka daster vervult en ook in het belang van beheersadministraties van overheidsinstellingen en van particuliere eigendom is het onnodig ver enigen van percelen volgens de geldende dienstvoorschriften ver boden. En terecht. Thans niet meer verbonden aan de factor belast bare opbrengst, waarvan bij de inrichting van het Kadaster sprake was, spfeekt de noodzakelijkheid tot het vormen van cultuurpercelen wel zeer sterk in de ontginningsgebieden van de rentambten der Staatsdomeinen en in terreinen als de Wieringermeer en de Noord- Oostelijke Polder. Zonder cultuurpercelen zouden de kaarten van deze gebieden slechts vellen blanco papier zijn waaraan niemand iets zou hebben. Geheel in de lijn van de gang van zaken, welke overigens bij de kadastrale dienst wordt gevolgd, is echter de methode om de ligging der cultuurgrenzen opnieuw op te meten, terstond nadat deze rechts grenzen zijn geworden. Geheel in de lijn, omdat deze opmeting ook plaats heeft, nadat de niet-bij-het-Kadaster-bekende cultuurgrenzen rechtsgrenzen worden. Aan de min of meer toevallige omstandigheid, dat er in de buurt van de nieuwe rechtsgrens reeds een cultuurgrens bij het Kadaster bekend was, welke beide grenzen door de auteur der akte identiek worden verklaard is het thans te wijten dat er geen opmeting plaats heeft. Indien echter dezë auteur ook een gedeelte van bijv. i ca van een aangrenzend perceel van dezelfde eigenaar in de akte vermeldt, is er reeds de noodzaak van opmeting en de mogelijkheid van even tuele rectificatie aanwezig. Door het onvoldoende bijhouden van de veranderingen van de grenzen der cultuurpercelen door het Kadaster, wordt de rechtszeker heid van de grondeigendom in hoge mate bedreigd. Tal van grens kwesties welke het Kadaster te behandelen krijgt, zijn te herleiden tot ongecontroleerde overdrachten van gehele cultuurpercelen, waar van de grenzen reeds ten tijde van de overdracht niet meer overeen stemden met de toen overeengekomen rechtsgrenzen. In kadastrale kringen is dit wel eens genoemd: „de ergste kanker, welke aan het Kadaster knaagt". Naar onze mening volkomen terecht heeft het bestuur van de Ver eniging voor Kadaster en Landmeetkunde, gesteund door vooraan-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1947 | | pagina 193