201 de Hoge Raad bestaat zij reeds in ons recht. Het ware nuttig, dat duidelijk uitgesproken wordt, dat het niet de bedoeling van het ont werp is op dit stuk wijziging in het staande recht te brengen en de mogelijkheden welke het huidige recht biedt door de nieuwe wet on aangetast blijven. Zou dit niet gebeuren, dan kan het gevaar ontstaan voor de redenering, dat de nieuwe wet de materie in haar geheel uitputtend heeft geregeld, waardoor aanzienlijke belangen zouden kunnen worden geschaad. Immers de voorstelling in de Memorie van Toelichting, dat de vraag of men de eigendom van een kamer of verdieping kan hebben steeds gevallen zou betreffen, waarin twee belendende huizen op een bepaalde wijze zijn gebouwd, waardoor het ene huis uitsteekt in de ruimte van het arfdere, is niet geheel juist. In steden waarin kelders en pakruimten aan een werf zijn ge legen, komen regelmatig gevallen voor, waarbij een ruimte aan de werf uitkomende en doorlopende onder het daarbovenstaande huis als afzonderlijke ruimte in eigendom wordt bezeten. En ook in de toekomst moet het mogelijk blijven tot horizontale splitsing van eigendom te komen, zonder dat de technische weg van het ontwerp om tot verdeling in appartementen te geraken, behoeft te worden gevolgd. Immers de gehele betekenis van het ontwerp is niet gelegen in het scheppen van de mogelijkheid onroerend eigendom in horizontale richting te splitsen doch in het scheppen van de mogelijkheid door het reglement voor alle betrokkenen, bepaaldelijk ook voor opvol gers onder bijzondere titel, bindende regelingen ten opzichte van hun gemeenschappelijke of tegenstrijdige belangen vast te stellen, en voorts dat een appartement als een zelfstandige zaak geldt. 2. Het ontwerp stelt in artikel 638a elk „appartement" als zelfstan dige zaak en tegelijk als de hoofdzaak voor en laat aan deze de andere in dat artikel genoemde zaken door natrekking volgen zo ook de grond. Deze fundamentele terzijdestelling van artikel 625 B.W. e.v. komt aan het Dagelijks Bestuur niet gelukkig voor. Inderdaad beoogt het wetsontwerp een afwijking van de in dat artikel overigens slechts in beginsel opgenomen voorstelling van eenheid tussen grond en opstallendoch het lijkt ons gevaarlijk dat, wat naar voormeld be ginsel slechts bijzaak was tegenover de grond, nu omgekeerd tot hoofdzaak te maken en de grond tot bijzaak. Dat moet te zijnertijd tot ernstige moeilijkheden leiden. Ter illustra tie hiervan moge het Dagelijks Bestuur het volgende opmerken Uiteraard kan een appartement niet iets aantrekken wat er niet deel van uitmaakt, en zo zal de accessie zich beperken tot die grond- oppervlakte, welke onder de gezamenlijke appartementen ligt. Uiteraard zullen bij grote gebouwencomplexen aanzienlijke opper vlakten grond kunnen bestemd worden, b.v. tot gezamenlijk recreatie terrein, parkeerplaatsen e.d. Ook al zou vol te houden zijn, dat de oppervlakte grond ook dan tot de gemeenschappelijke zaken behoort, indien die oppervlakte zich

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1947 | | pagina 207