202
buiten de eigenlijke omtrek van het gebouw uitstrekt op het ogenblik
dat het gebouw in delen gesplitst wordt, dan is nog niet in te zien
hoe later verkregen oppervlakten, welke buiten de eigenlijke omtrek
van het gebouw liggen, tot bijzaken van dat gebouw gemaakt kunnen
worden. Aankoop door de gezamenlijke eigenaren zou daarvan niet
afdoende zijn, omdat het de vraag blijft of opvolgende verkrijgers
onder bijzondere titel gebonden zouden zijn bijv. aan de bepaling van
artikel 638c, krachtens hetwelk van gemeenschappelijke zaken geen
scheiding en deling kan worden gevorderd.
Een voorziening in het hier geschetste principiële bezwaar tegen
het uitgangspunt van het ontwerp zou een tamelijk ingrijpende
redactiewijziging vereisen. Mocht men hiertoe niet willen overgaan,
dan zou het toch, ter voorkoming van de geschetste practische be
zwaren, in elk geval gewenst zijn aan het derde lid van artikel 638a
een nieuw nummer toe te voegen, luidende
„4. De grond, welke buiten de omtrek van het gebouw ligt en ken
nelijk bestemd is tot gemeenschappelijk gebruik van alle eigenaren
of een deel hunner".
3. In het ontwerp is de mogelijkheid van verkrijging van een afzon
derlijk appartement door middel van verjaring niet onder ogen gezien.
Het behoeft naar de mening van het Dagelijks Bestuur in dit opzicht
aanvulling.
In ons negatief stelsel zal de verdeling niet tot stand komen, als
degenen, die aan de splitsing hebben medegewerkt, niet bevoegd
waren over het gebouw te beschikken.
Zij komt evenmin tot stand, indien de verdeling deel van een
andere rechtshandeling is, welke niet rechtsgeldig tot stand kwam
(men denke bijv. aan dwaling of bedrog en de werking van artikel
1302 B.W.) wijl dat met het causale stelsel, dat bij ons, naar alge
meen wordt aangenomen het geldende is, in strijd zou zijn. De split
sing heeft dan geen gevolg en er ontstaan dus ook geen afzonderlijke
zaken, welke voorwerp van een verkrijging door verjaring kunnen
zijn.
Dit probleem zou misschien kunnen worden opgelost door aan
art. 638^ een derde lid toe te voegen, luidende:
„Een gedeelte van een gebouw, met een aandeel in de gemene ge
deelten die niet uitsluitend tot gebruik bij dat gedeelte zijn bestemd,
kan ook tot zelfstandige zaak worden, doordat het zelfstandig bezit
daarvan zolang heeft geduurd, dat, indien het een zelfstandige zaak
ware geweest, de bezitter daarvan de eigendom door verjaring zou
hebben verkregen. De verjaring begint niet te lopen dan van de dag af,
waarop een akte als in het eerste lid bedoeld in de daartoe bestemde
openbare registers is overgeschreven."
De vraag is gewettigd of in deze, gezien de publiciteit, de verja
ringstermijn niet zou kunnen worden gesteld op tien jaar.
4. In het ontwerp wordt het woord zaak in verschillende betekenis
gebruikt nl. in de betekenis, welke artikel 555 van het Burgerlijk Wet
boek aan dat woord hecht (art. 638^, 2e lid)„Na de overschrijving
wordt ieder appartement als een zelfstandige onroerende zaak be-