203
schouwd", waarbij het woord zelfstandige betekenis heeft, en in de
betekenis van dingen (art. 6380)„een aandeel in de gemeenschap
pelijke zaken".
Nu gebruikt de wet het woord „zaak" wel meer in een andere be
tekenis dan die van art. 553 B.W., doch om het woord „zaak" zo
dicht bij elkander in twee verschillende betekenissen te bezigen, is toch
niet elegant. Zou de uitdrukking „gemeenschappelijke zaken" niet door
een andere b.v. „gemene gedeelten" kunnen worden vervangen?
5. In het ontwerp wordt steeds gesproken van: de eigenaar of de
mede-eigenaren van het gebouw. Hierbij is kennelijk uitsluitend ge
dacht aan de volle eigendom. Andere zakelijk gerechtigden, zoals b.v.
de vruchtgebruiker kunnen echter niet verwaarloosd worden. Het is
daarom juister van gerechtigde of gerechtigden te spreken. De term
mede-eigenaren is trouwens in de regel overbodig. Als men de term
eigenaar wil behouden en in een algemene bepaling tot uiting wil
brengen dat daaronder in dit ontwerp alle zakelijk gerechtigden
worden verstaan, zou het woordje „mede" in elk geval kunnen ver
vallen.
In de art. 6385 en 638?" is in elk geval het woord eigenaren niet
juist. De toestemming van een vruchtgebruiker b.v. zal in de daar be
doelde gevallen ook nodig zijn.
Vervanging van de woorden „eigenaar of mede-eigenaren van een
gebouw" in de aanvang van art. 638c door „gerechtigden tot een ge
bouw" zou misschien een bezwaar kunnen medebrengen. Ook op een
andere grond is wijziging van de redactie van art. 638c echter aan te
bevelen. Het ontwerp kent slechts splitsing van een bestaand gebouw
een nog te stichten gebouw kan men niet splitsen. Blijkens de Me
morie van Toelichting is het echter wel mogelijk een overeenkomst aan
*e gaan om een gebouw, dat nog gesticht moet worden, nadat de bouw
voltooid is, te verdelen.
Art. 638c beoogt dit uit te drukken, doch zou daartoe, naar de
mening van het Dagelijks Bestuur wel enigszins aangevuld dienen te
worden.
Immers daarin wordt gesproken van „de eigenaar of mede-eigenaren
van een gebouw", welke aanduiding slechts mogelijk is als het gebouw
reeds bestaat. De aanvang van het artikel zou kunnen luiden als volgt
„Indien een overeenkomst is gesloten dat een gebouw of een op een
erf te stichten gebouw in appartementen zal worden verdeeld, en een
of meer der partijen weigeren of nalatig zijn mede te werken tot het
opmaken van een akte van verdeling, zal de kantonrechter, binnen
wiens rechtsgebied het gebouw is gelegen, op het verzoekschrift enz.
6. Art. 638d is naar de mening van het Dagelijks Bestuur over
bodig, daar het hier bepaalde, ook voor wat betreft de aandelen in
de gemeenschappelijke zaken, reeds volgt uit de artikelen 786, 1209
en 1245 van het Burgerlijk Wetboek.
Het schijnt overigens niet de bedoeling van het ontwerp te zijn,
de in de Memorie van Toelichting genoemde controvers over de per
soonlijke aansprakelijkheid op te lossen.
7. Wat betreft de kadastrale omschrijving der percelen, waarover