208 gestalte die de overheid in de Pachtwet had gegeven aan de verhou ding van pachter en verpachter, is daarom in het algemeen door de stormen van de oorlog niet bijzonder beroerd. Gezien de lange en wisselende geschiedenis van het pachtrecht kan het intussen geen verwondering wekken, dat de pachtverhouding de wisseling van de tijd heeft ondergaan en op wisselende wijze gewaar deerd is. Merkwaardig is het in dit verband te zien naar de toetsing van pachtovereenkomsten bij de totstandkoming. In het ontwerp dat tot de Pachtwet van 1937 leidde, stelde de Regering voor, dat de rechter die pachtovereenkomsten zou verwerpen, welke buitensporige ver plichtingen voor de pachter bevatten of de pachter, ook bij bijzondere bekwaamheid en inspanning, geen redelijk bestaan waarborgen. Op aandrang van de Tweede Kamer der Staten-Generaal bracht de Re gering in deze regeling wijziging, doch bij de mondelinge behandeling van het ontwerp in dè Tweede Kamer werd die wijziging door de Kamer zelf ongedaan gemaakt. Intussen beperkte de Pachtwet het ingrijpen van de overheid bij de totstandkoming van pachtovereen komsten tot het waken tegen contracten die over de schreef gaan. Het Pachtbesluit van 1941 daarentegen begeeft zich in een volledige be oordeling van de mogelijkheid van een redelijke winst voor de pach ter. Deze beoordeling vergt een geheel andere taak van de overheid dan wanneer zij zich beperkt tot het tegengaan van excessieve voor waarden. Dit voorbeeld is een van de vele waaraan de wisseling in de op vattingen over de pachtverhouding kan worden gedemonstreerd. Het zal de taak van Uwe Commissie zijn de overheid de weg te wijzen, hoe in de huidige maatschappelijke en economische verhoudingen het eigendomsrecht van de verpachter en het exploitatierecht van de pach ter met elkaar in overeenstemming kunnen blijven. Alle punten van het pachtcontract en alle zijden van het uit te oefenen overheidstoe zicht zullen daarbij in beschouwing komen en telkenmale zullen de oplossingen die de Pachtwet en het in de bezetting afgekondigde en daarna gehandhaafde Pachtbesluit hebben gegeven, op hun merites moeten worden getoetst. Van de juridische punten die daarbij aan de orde komen, wil ik slechts een tweetal noemen. Het ene is er een van materieel recht. Bezien van de zijde van de pachter geeft men aan het recht waarop ik doel, de naam continuatie- recht. Van de zijde van de verpachter spreekt men over opzegging. Behield de Pachtwet de mogelijkheid tot vrije opzegging van de pach ter door de verpachter, indien de opzegging geschiedt in het jaar dat volgt op elk tienjarig tijdvak van de duur van de pachtovereenkomst, het Pachtbesluit heeft dit eigen, aan overheidsingrijpen onttrokken, recht van de verpachter geschrapt. In het materiële recht is deze kwestie een der meest saillante, omdat zij wel op zeer sprekende wijze het recht en de vrijheid van de verpachter in de ene of andere rich ting bepaalt. Het andere punt betreft de vormelijke kant van de te ontwerpen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1947 | | pagina 214