212
waarin wij ons t.a.v. het pachtprobleem bevinden, kan in menig
opzicht paradoxaal worden genoemd. Hoe toch heeft zich deze situatie
ontwikkeld? Nadat gedurende tientallen jaren van vele zijden met
steeds toenemende kracht op herziening en modernisering van onze
pachtwetgeving was aangedrongen, kwam eindelijk de Pachtwet 1937
tot stand. Hoe men over deze wet ook moge denken ik persoonlijk
koester te haren aanzien nog steeds die tedere gevoelens die een
geestelijk vaderschap nu eenmaal altijd met zich medebrengt men
zal toch bij alle gerechtvaardigde critiek moeten erkennen, dat de van
ouds bekende problemen, aan het pachtrecht verbonden, door deze wet
fors en betrekkelijk radicaal werden aangepakt. Ten aanzien van de
belangrijkste punten ik denk met name aan het opzeggings- alias
continuatierecht werd in overeenstemming met moderne rechts
opvattingen, zeer veel aan de rechtsvorming of rechtsvinding door de
pachtrechter overgelaten. Met andere woordeneen groot deel van
het levende pachtrecht zou in de loop der jaren uit de slechts schijn
baar dorre wetsteksten moeten uitbotten en opbloeien. Deze wet zou
vele jaren moeten bestaan, eer van een volle wasdom van haar recht
sprake zou kunnen zijn. Minder dan ooit of ergens scheen hier van
een spoedige herziening tenzij dan op ondergeschikte, technische
punten sprake te kunnen of mogen zijn.
Maar ziet, het feit der vijandelijke bezetting heeft ons, na luttele
jaren, wederom een nieuw pachtrecht gebracht. Er is enerzijds tussen
Pachtwet en Pachtbesluit grote overeenstemming, maar anderzijds be
staan er niet onaanzienlijke, ook principiële verschillen. En hier ligt
dan ook het uitzonderlijke, paradoxale karakter van de situatie, waar
voor onze Commissie zich geplaatst ziet. Er liggen twee volledige,
recente oplossingen van het pachtprobleem voor ons, die beide te kort
hebben gegolden, om hun deugden volledig tot ontwikkeling te
brengen en hun fouten zoveel mogelijk te elimineren. Het zal nochtans
onze taak zijn een keuze te doen, en waar beide oplossingen even
deugdelijk blijken, zullen wij dan maar een derde, nog betere solutie
moeten trachten te vinden.
De Minister van Justitie heeft zoëven bij monde van de Heer Ten-
kink in het bijzonder gewezen op de van ouds beroemde of zo
men wil beruchte problemen van de billijke pachtprijs en het
continuatierecht. Stellig zal onze Commissie deze grote problemen
opnieuw volledig onder ogen moeten zien. Zijne Excellentie heeft
daarbij vooral op eenvoud en een wijze terughoudendheid van de zijde
van de overheid aangedrongen. Eenvoud als kenmerk van het ware
- zal ons allen stellig als ideaal voor ogen staan, terwijl eveneens
ieder onzer er diep van is doordrongen, dat de Overheid bij haar in
menging geen stap verder mag gaan dan de behartiging van het alge
meen belang eist. Maar Z.E. zal ongetwijfeld ook het complement van
deze stelling onderschrijvengeen stap verder, maar ook geen stap
minder ver, dat het algemeen belang vordert. En de gevaren en be
zwaren, die Z.E. terecht aan een intensieve overheidsbemoeiing ver
bonden ziet, zullen langs de weg der functionele decentralisatie stellig
voor een belangrijk deel kunnen worden opgeheven.