223 en voor deze dienst zijn verschillende opgaven uitgewerkt, die buiten de normaal betreden paden vallen en waarvan hieronder er één nader mag worden uiteengezet en toegelicht. Zodra op Schiphol het zicht minder dan 5 km en/of de wolken basis lager dan 300 m is geworden, worden voor de luchtvaart de slechtzichtvoorschriften IFR (Instrumental Flight Rules) van kracht, hetgeen aangegeven wordt met een amberkleurig flikkerlicht op de verkeerstoren. De binnenkomende vliegtuigen ontvangen dan speciale hulp, waar voor momenteel 3 systemen aanwezig zijn. Twee hiervan behoren tot de meer automatische nl. SCS 51 (een in de oorlog door het Signal Corps van het Amerikaanse leger nader ontwikkeld systeem) en het Engelse SBA (Standard Beam Approach). Verder is door de afdeling Luchtverkeersbeveiliging (LVB) van de Rijksluchtvaartdienst een reeds vroeger gebruikelijke peilmethode verder uitgewerkt en aangevuld, het QGF-systeem. In de koerslijn op ongeveer 300 m voor het noordoostelijk begin van de mistbaan staat een radiopeilstation PHA 2), terwijl een tweede PHA 5) ten Noordwesten hiervan op een afstand van plm. 6,9 km en onder een hoek van plm. 8o° met de koerslijn staat opge steld. Deze zgn. dwarspeiler staat in radiotelefonische verbinding met PHA 2, dat beschikt over een kortegolf-telefoniezender, waarmede aan de vlieger aanwijzingen kunnen worden verstrekt. De radiotelegrafist aan boord zendt peiltekens uit, waardoor op de peilstations door middel van goniometers de richting naar het vliegtuig kan worden opgenomen. Het is duidelijk, dat met PHA 2 en PHA 5 de afwijkingen van een binnenkomend vliegtuig met de koerslijn en de afstanden tot PHA 2 kunnen worden bepaald. Per minuut worden de vlieger 20 a 30 koersen en 3 a 4 maal de affstand doorgegeven, die hiernaar zijn navigatie kan bepalen en dus als het ware wordt „binnengepraat". Het was nu noodzakelijk op de goniometers de richtingen die over eenkomen met bepaalde afstanden en uitwijkingen, vast te stellen, en daar deze, door het oprichten van gebouwen, het aanbrengen van metaalmassa s e.d. in de omgeving, ja, waarschijnlijk zelfs door wijzi gingen in de waterstanden, langzaam kunnen veranderen, deze be paalde richtingen op geregelde tijdstippen b.v. eens per maand te controleren en zo nodig te redresseren. Te dien einde is een auto voorzien van dezelfde apparatuur als een vliegtuig. Kan men deze auto nu opstellen op punten die op bepaalde afstanden van PHA 2 in de koerslijn zijn gelegen, dan kunnen op de goniometers de daarbij behorende richtingen worden afgelezen. In dit geval werden punten gekozen om de 500 m tot een maximum van 4500 m. Aangezien deze punten slechts een enkele maal zodanig zullen vallen, dat de auto hier kan worden opgesteld, kunnen zij eventueel vervangen worden door punten die liggen op hun verbin dingslijn met PHA 5. Hierbij moet dan tevens de hoek tussen de koerslijn en de verbindingslijn van PHA 2 met het zodanig genomen punt worden bepaald. Deze hoek, die liefst een ronde waarde moet

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1947 | | pagina 229