250 reorganisatie van de kadastrale dienst en de vraag naar de wenselijk heid van instelling van één algemene rijkslandmeetkundige dienst wel de voornaamste onderwerpen van bespreking waren. Het Bestuur deed toezegging op deze Verenigingsraad, naar aanlei ding van een voorstel van de Afdeling Utrecht, dat een Studiecommis sie voor Reorganisatie van de Kadastrale Dienst zou worden ingesteld, welke commissie op 24 Januari 1946 te Utrecht door het Bestuur werd geïnstalleerd. Deze commissie werd als volgt samengesteld: A. C. J. H o f, Hoofd van het C.T.O. te 's-Gravenhage, Voorzitter. J. J. Gorter, Ingenieur-Verificateur van het Kadaster, Hoofd van de Ruilverkavelingsdiénst te Arnhem. N. D. Haasbroek, Landmeter van het Kadaster, belast met de her meting van Ams erdam, thans Lector aan de Technische Hoge school te Delft. R. ten Oever, Hoofd van het bureau van de Landmeetkundige Dienst te Zwolle. W. van Riessen, Hypotheekbewaarder te Hoorn, thans gedeta cheerd aan het Ministerie van Financiën, Afdeling Kadaster en Hypotheken. J. F. 11 s e n, Hoofd van het Bureau Ruilverkaveling te Utrecht, secretaris. Deze Studiecommissie bracht het eerste deel van haar rapport, dat handelde over a. de saamhorigheid van de hypothecaire en kadastrale boekhouding met de Landmeetkundige Dienst van het Kadaster; b. de plaats van het dienstvak „Hypotheken en Kadaster" aan het Departement van Financiën uit in A.pril 1946. Dit deel van het rapport werd gepubliceerd in het Huishoudelijk Orgaan nr 105 van Mei 1946. De Studiecommissie kwam tot de conclusie dat de hypothecaire en kadastrale boekhouding een geheel moet vormen met de landmeetkun dige dienst en dat instelling van een zelfstandige dienst „Hypotheken en Kadaster" onder centrale deskundige leiding noodzakelijk is en dat de band met het Ministerie van Financiën niet moest worden ver broken. In Juli 1946 volgde de publicatie van het eerste gedeelte van het tweede deel van het rapport van de Studiecommissie in het Huis houdelijk Orgaan nr 107. In dit tweede deel schonk de commissie eerst haar aandacht aan de vraag of het wenselijk is een doelstelling voor het Kadaster vast te leggen in een wet of een besluit. De commissie achtte dit niet wenselijk omdat zij het Kadaster ziet als een groeiende en levende instelling. Zij sprak zich uit voor een zelfstandige Rijksdienst van het Kadaster, die ruimte van werken heeft zonder gebonden te zijn aan een enge doelstelling, en ontwierp een K.B. voor de instelling van deze dienst.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1947 | | pagina 256