LANDMEETKUNDE
W. B a ar d a, Lector aan de T cchnische
Hogeschool te Delft:
Betekenis en waarde van coördinaten in de landmeetkunde
Mijne Heren Curatoren, Hoogleraren, Lectoren,
Privaat-Docenten, Assistenten en Studenten der
Technische Hogeschool en Gij allen, die door Uw
tegenwoordigheid van Uw belangstelling blijk
geeft,
Zeer gewaardeerde Toehoorders,
In deze tijd kan men zich landmeten bijna niet meer voorstellen
zonder een intens gebruik van coördinatenberekeningen. Ook nauw
keurigheidsbeschouwingen worden vrijwel uitsluitend aan het begrip
coördinaat gekoppeld. Dit brengt echter het gevaar met zich mede,
dat vergeten wordt hoe coördinaten slechts hulpmiddel maar nooit
doel kunnen zijn. De betekenis van dit hulpmiddel kunnen wij slechts
overzien, als wij in gedachten teruggaan naar een tijdperk, waar het
maar een bescheiden rol in de landmeetkunde speelde. Wij nemen
hiervoor de achttiende en eerste helft der negentiende eeuw, waar
de kaart veelal direct in en naar het terrein getekend werd en alleen
de opwerking ten kantore geschiedde.
Hiertoe gebruikte men een planchet, d.i. een op een driepoot
horizontaal opgesteld bord met opgespannen vel tekenpapier, waarover
een vizierlineaal verschoven kan worden. Richt men de vizierinrich
ting van deze laatste op een te meten terreinpunt, dan geeft de zijkant
van de lineaal, als deze door het kaartpunt van de standplaats gaat,
de overeenkomstige kaartrichting aan. Afzetting van de gemeten
afstand hierlangs op een bepaalde schaal voltooit de constructie van
het kaartpunt. Daar slechts een klein gebied rondom iedere stand
plaats bestreken kan worden, zijn meerdere opstellingen nodig, onder
ling vferbonden door grafische triangulatie of veelhoeksmeting op
het planchet zelf, uitgaande van een gekozen basis.
Maar zegt een schrijver uit die periode: „Geen instrument, zelfs
het best geconstrueerde, is volkomen zuiver. Daarom is ook geene
géodésische opneming en arbeid wiskunstig juist, al zijn zij met de
best geconstrueerde instrumenten en met de grootste zorgvuldigheid
en zaakkennis ten uitvoer gebragt. Hierbij komen nog de onvol
maaktheid onzer zintuigen, en die onvermijdelijke gebreken, welke
door invloed van buiten ontstaan.
Van de waarheid dier stelling uitgaande, is het voor eiken naauw-
gezetten terreinopnemer een niet te verzuimen pligt, met alle krachten
te streven zijnen arbeid, hoewel hij wiskunstig beschouwd niet juist
zijn kan, zooveel mogelijk met de waarheid en juistheid te doen over
eenkomen."
Heden ten dage zijn wij door betere instrumenten en meet- en
Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van Lector
in het landmeten, het waterpassen en de geodesie aan de Technische
Hogeschool te Delft, op Woensdag 12 November 1947
17*