271 In latere jaren trachtte men nieuwe inmetingen te verankeren aan goed gemarkeerde blijvende terreinpunten, zoals hoeken van huizen. Hierbij zat dus voor tenminste grensuitzetting later mogelijk te maken, de kaartering bleef door de slechte ondergrond onnauwkeurig. Uit zetting kon alleen geschieden via opzetting van het oorspronkelijke meetlijnensysteem. De nauwkeurigheid hiervan is uit te drukken in foutenkrommen, immers herhaling van opmeting en uitzetting geeft een puntenhoop voor het uitgezette punt. De afmetingen van deze uitzetfoutenkromme mogen een bepaalde grens niet overschrijden de meest ideale vorm zal een cirkel zijn. De nauwkeurigheid van de uitzettingsmeting zelf kunnen we ook door een, nu kleinere, foutenkromme aangeven; herhaling van de uitzetting van één opmeting geeft immers ook een puntenhoop voor het uitgezette punt. Het verschil tussen de afmetingen van beide foutenkrommen is te wijten aan de nauwkeurigheid van de oorspronkelijke opmeting. De puntenhoop hiervoor is niet te verwezenlijken, omdat wij dan de be schikking moesten hebben over een kaart met foutloze onderlinge ligging van de uitgangspunten. Toch kunnen wij theoretisch voor deze nauwkeurigheid een foutenkromme berekenen, waar uit de kaart de globale ligging van de verschillende punten bekend isvoldoen moet hij aan de eis, dat uit foutenkrommen van meting en uitzetting, d.w.z. uit de hieraan ten grondslag liggende moduli en correlatie- termen, de uitzettingsfoutenkromme afgeleid kan worden. Bij be nadering mogen wij bij geliyke meetnauwkeurigheid de afmetingen van de eerste twee gelijk, die van de laatste V 2 maal zo groot stellen. Beschouwen wij de beide eerstgenoemde foutenkrommen als normale, dan komt het mij voor, dat de resulterende foutenkromme in wezen is de relatieve foutenkromme van uitgezet t.o.v. opgemeten punt. Hierdoor is de mogelijkheid geschapen opzet en nauwkeurigheid van een nieuwe meting af te stellen op de onderlinge afstand van vaste punten en de grootte van de vereiste uitzetnauwkeurigheidhet is hierbij mogelijk kleine onafhankelijke storingen van deze vaste of uitgangspunten in rekening te brengen door het aannemen van cirkelvormige foutenkrommen in deze punten. De vereiste uitzetnauwkeurigheid hangt natuurlijk van de aard van de grensverzekering ten tijde van de opmeting afmidden sloot is minder scherp gedefinieerd dan midden muur. Naast de reeds vermelde normale foutenkrommen van de oorspron kelijke en de uitzettingsmeting, kunnen wij voor beide ook van punten- paren relatieve foutenkrommen berekenen. Het merkwaardige gevolg hiervan is, dat de resulterende nauwkeurigheid van een puntenpaar na uitzetting uitgedrukt moet worden in een resulterende relatieve foutenkromme. Hiertegenover zouden wij de resulterende uitzet foutenkromme van een punt als een normale moeten beschouwen, terwijl ik hem zo juist ook als een relatieve meende te mogen op vatten. Hantering van deze begrippen zal dus steeds grote voorzichtig heid eisen bij vergelijkende beschouwingen. Verwarring kunnen wij grotendeels uitsluiten als wij het begrip relatieve nauwkeurigheid

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1947 | | pagina 277