RECHT EN ADAUN/S 27 Ir H. M. Bus kens, Directeur van den Provincialen Planologischen Dienst in Noord-Brabant te s-Hertogenbosch: Planologie, stedebouw en landmeten. Ie deel. Algemeene oriënteering. De bevolkingstoename in West-Europa en zelfs op de geheele wereld, heeft vraagstukken opgeworpen en spanningen doen ont staan, waaruit de behoefte aan stedebouw, aan planmatige indee ling en geordend gebruik van den grond is gevolgd. De wereldbe volking nam in de laatste 140 jaren toe van 1000 millioen tot 2400 millioen menschen, of 10 per jaar per duizend. Nederland echter nam in de laatste 100 jaren toe met 22 per jaar per duizend en groeide dus in eens van circa 2,5 millioen tot 9 millioen inwoners. Nederland behoort nu tot de dichtst bevolkte gedeelten van Europa. Voor Amsterdam was het gemiddeld toenamecijfer in denzelfden tijd 27, een jonge industriestad als Eindhoven bereikte zelfs in de laatste 60 jaren een groeicijfer van 100 per jaar per duizend in woners. De oorzaken van dit algemeene verschijnsel zijn te vinden in het hooge geboortecijfer in deze groeijaren, te weten 36 ge borenen per jaar per 1000 inwoners in Nederland in 1920, met daarnaast een steeds afnemende zuigelingensterfte en een steeds lager wordend sterftecijfer. De zuigelingensterfte liep van 1870 tot 1930 terug van 21,1% van de levendgeborenen tot 4,5%. Het sterftecijfer daalde in dien zelfden tijd van 25,5 per jaar per 1000 inwoners tot 8,9. Het ge volg is een hoogere gemiddelde leeftijd. Aan het einde van de vorige eeuw was deze nog ongeveer 43 jaren, terwijl deze in de na-oor- logsche jaren omstreeks 1925 reeds de 60 jaren te boven ging. Met dezen enormen bevolkingsgroei en bevolkingsconcentratie ging de verschuiving in de verhouding van de beroepen gepaard. De groep Industrie, Handel en Verkeer groeide in de eerste dertig jaren van deze eeuw met ongeveer 100%, terwijl de overige beroe pen, waaronder vooral de landbouw, slechts groeiden met ±32%. Hoewel in 1900 deze twee hoofdgroepen nog ongeveer gelijk waren, werd de verhouding in 1930 ongeveer als 3 2. Het gevolg is ge weest, dat van de groote bevolkingstoename ongeveer 75% terecht is gekomen in min of meer stedelijke nederzettingen. En dit proces instrument voor werk waar het minder op een groote nauwkeurigheid, dan wel op een gemakkelijke snelle bediening en een eenvoudig vervoer aankomt, dus voor geologen, ingenieurs, militairen, boschbouwkundigen, enz, R, R. (Korte inhoud van de lezing gehouden voor de Vereeniging voor Kadaster en Landmeetkunde op 23 November 1946.)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1947 | | pagina 27