275 Dergelijke basispunten zijn zeker aan te wijzen. Een coördinaten- punt toch gelegen in tenminste een gehucht is vrijwel altijd weer op te zetten, of aansluiting van de nieuwe meting aan een naburig detail punt is mogelijk. Kleine onnauwkeurigheden hierdoor ontstaan, kunnen wij desnoods in rekening brengen door een storingsfoutenkromme van het basispunt aan te nemen. Waar volgens onze gedachtengang slechts de schranking van de grondfiguur van latere uitgangspunten van belang is en niet de schaal of oriëntering, mogen wij dus in principe slechts meten hoeken en lengteverhoudingen. Hier wordt aan voldaan bij driehoeksmeting en de meting van meetlijnennetten, echter niet direct bij de veelhoeks meting en orthogonaal- en voerstraalmethode van detailmeten. Bij de laatste methoden zou men hiervoor de systematische fout in de lengtemeting moeten bepalen uit de verhouding van de afstand tussen de eindpunten van veelhoek of meetlijn berekend uit coördinaten, tot die, foutloos gemeten met de gebruikte meetband, óf bij de veelhoeks vereffening de lengte van de meetband als onbekende invoeren. Als volgens onze laatste definitie berekend, moeten wij de door Tienstra ontwikkelde foutenkrommen na meting beschouwen van Snellius- en veelhoekspunten. De schranking van de grondfiguur, dit zijn hier de „bekende punten", wordt in rekening gebracht door van deze punten een cirkelvormige foutenkromme met gelijke straal aan te nemen. Aangenomen wordt hiermee tevens, dat deze bekende punten blijvend zullen zijn, een veronderstelling die hoogstens eens kan uitkomen waar een dergelijk punt toevallig aan de liggingseis van onze basispunten voldoet. Deze foutenkrommen rechtstreeks voor nauwkeurigheidsbeschou wingen van oppervlakteberekening aan te wenden, moet echter als principieel onjuist worden bestempeld. De beschouwde oppervlakken hebben toch betrekking op grondpercelen en daarmee op een fractie van het voor de foutenkrommenberekening beschouwde gebied. Hier kunnen slechts relatieve foutenkrommen een rol spelen, afgezien nog van de, straks te behandelen, middelbare schaal fout van de grond figuur. Relatieve foutenkrommen van puntenparen zijn ook voor de opzet van de meetkundige grondslag van groot belang; deze opzet wordt nl. voor een groot deel bepaald door aan de relatieve nauwkeurigheid gestelde eisen, als bijvoorbeeldgelijkheid over bepaalde afstanden, of minimum grootte voor kortere afstanden. De laatste eis bepaalt het verschil tussen interpolatiemethoden en voerstraal- en orthogonaal- methode. De eerstgenoemde methoden kunnen met een wijduiteen- liggend, betrekkelijk matig samenhangend, veelhoeksnet toch aan deze eis voldoen, waar de andere twee methoden daarvoor een zeer veel dichter en vooral zeer samenhangend puntennet nodig hebben. Het zal U duidelijk zijn, dat om dezelfde uitzettingsnauwkeurig heid te kunnen garanderen, de nauwkeurigheid van meting opgevoerd en de puntsbepaling zorgvuldiger opgezet moet worden naarmate de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1947 | | pagina 281