28 zet zich nog steeds voort. De opname-capaciteit van den landbouw is nu eenmaal gering. Ongeveer gelijktijdig is het verkeer in een bijna ontstellende mate toegenomen. In 1919 waren er in Nederland 6550 motorrijtuigen, in 1938 was dit cijfer tot 93.500 gestegen. En deze stijging zal nog doorgaan. Dit verwachten we als we de cijfers zien van het aantal auto's per 1000 inwoners in andere landen. In Nederland was dit cijfer in 1931 15,6 en steeg tot 17,1 in 1938, doch in Engeland be droegen deze cijfers 35,4 respectievelijk 59. De geheele ontwikkeling van Industrie en Verkeer bracht vraagstukken mede, die in de ste den en de tot stad groeiende dorpen niet opgelost werden. Dit vooral ook omdat de bevolkingsophooping op vele plaatsen vooraf is gegaan aan het verkeersvraagstuk, terwijl het daar juist veel problemen ontmoette. De opgeroepen vraagstukken liggen niet alle in de quantitatieve orde; denken we slechts aan de oude cultuur verhouding tusschen stad en land, waartusschen nu de enorme in dustrie-arbeiderswijken zijn geschoven en daarmede de verhoudin gen ingrijpend hebben gewijzigd. De industrialisatie bracht ook het vraagstuk van de volkshuis houding mede. Een ieder kent de afschrikwekkende woonwijken, de troostelooze huurkazernes, de stegen en sloppen, de krotexploitatie en zoo vele euvelen meer. Uit dezen nood, den bevolkingsdruk, den chaos en de leelijkheid, is de stedebouw herboren of herrezen. Heel West-Europa, met Ne derland in de voorste rijen, heeft een excellenten stedebouw in de geschiedenis gekend. De Middeleeuwen, de Renaissance en de Ba rok hebben voortreffelijke voorbeelden nagelaten. Denken we aan Amsterdam, Delft, Elburg, Rottenburg, Nancy en zoo ontelbaar vele andere. De 18e en 19e eeuw bracht de onbeperkte vrijheid, die zoo gemakkelijk geleid heeft tot ongebondenheid, individualisme en tenslotte chaos op bijna elk gebied. Na de wedergeboorte is de groei gegaan van het kleine naar het groote, van het verkavelings- en stratenplan, via uitbreidingsplan in onderdeelen en hoofdzaken naar streekplannen en nationaal plan. Bij die ontwikkeling is de orde die aan den stedebouw voorafgaat en waaraan de stedebouw vorm moet geven, steeds belangrijker geworden. En hier liggen ook de verschillen in planologie en stede bouw. Het eerste neigt sterk naar de ordebrengende werkzaamheid. Vandaar de omschrijving „ruimtelijke ordening". Daarom ligt hier veelal het zwaartepunt bij survey, overleg, ordening en bestuur. De stedebouw (waarbij men dus niet moet denken aan stad of steden, maar aan het begrip stede in haardstede, hofstede en in stede van) legt het zwaartepunt hoofdzakelijk bij den vormgevenden arbeid. De materie van stedebouw en planologie vindt neerslag in de stedebouwkundige plannen, te weten: Gemeentelijk: Uitbreidingsplannen en Regelingen voor de bebouwde kom, zooals dit is neergelegd in de Woningwet. Wederopbouwplannen, die zich baseeren op het Ko-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1947 | | pagina 28