292 en opleidingsbureau van het kadaster. Van een gedeelte van deze voordracht volgt hieronder een citaat. „Is het mogelijk een verwijzing resp. een filiatie te bedenken, „waardoor raadpleging van de hulpkaarten door de boekhouding niet „meer nodig is „Gaan wij na welke betekenis de verwijzing in de staat nr 75 heeft „voor de hyp. kad. boekhouding, dan kan ik in het algemeen zeggen, „dat de bewaarder deze nodig heeft om inschrijvingen op en titels „van vervallen percelen te vinden. „Hij gaat na uit welke percelen het thans bestaande is verwezen „heeft hij deze gevonden, dan onderzoekt hij of deze percelen bezwaard „zijn (of voor titelonderzoek, welke titels op deze percelen betrekking „hebben)daarna onderzoekt hij uit welke percelen de zo juist ge vondene afkomstig zijn, gaat nu na of deze percelen belast zijn (of „welke titels bij deze geboekt zijn) enz. enz. Het doel is dus die oude „percelen te vinden, welke al eens in de in- of overgeschreven „stukken zijn genoemd. „Percelen die dat niet zijn, zijn voor de bewaarder van geen belang. „Maar en hier kom ik op het kernpunt van mijn betoog dan „heeft de bewaarder ook geen belang bij elke verwijzing naar percelen „bij welke gedurende hun bestaan geen enkele akte is aangetekend „m.a.w. deze kan ik in de verwijzing weglaten. „Nu onderscheid ik bij de boekhouding 3 administraties: één op de „titels, één op de inschrijvingen en één op de erfdienstbaarheden. Zo „zou ik komen op 3 verwijzingen. Voor de hypotheken verwijs ik „alleen naar die oude percelen die met een inschrijving belast zijn, „voor titels en erfdienstbaarheden uitsluitend naar die welke in een „overgeschreven akte zijn genoemd. Tot welke revolutionnaire conse quenties deze methode zou leiden, blijkt wel hieruit, dat wanneer „een perceel uit onbezwaarde percelen afkomstig is, in de 69a niet „naar oude percelen wordt verwezen! „Het betekent echter, dat het perceel vrij is van hypothecaire in schrijvingen. Neem ik aan, dat ik over een register beschik, waarin „op overeenkomstige wijze als thans in de 69a de inschrijvingen, de „overgeschreven akten worden geboekt, dan kunnen, door de verwij sing die de landmeter met behulp van de hem ten dienste staande „gegevens gemakkelijk kan maken, titels, inschrijvingen en erfdienst baarheden zo worden afgelezen. „Zoals ik reeds opmerktealle percelen nooit in enige akte ge- „noemd, worden in de verwijzing weggelaten. Ik wil dit door een „voorbeeld toelichten. „A eigenaar van minuutperceel nr 100, gaat dit exploiteren als „bouwterrein. Hij verkoopt in de loop der jaren achtereenvolgens „gedeelten aan B, C, D en E. Wordt de post reg. 9a, betrekking „hebbende op de verkoop aan B toegepast, dan ontstaan de percelen „1010 en ion en wel

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1947 | | pagina 298