:n resp.
de aantallen
430
145608
54324
H525
8065
8169
6899
5439
Reorganisatie van het kadaster
299
besproken. Wel mag erop worden gewezen, dat de inspecteur der
registratie en successie op zeer eenvoudige wijze de beschikking kan
krijgen over dezelfde gegevens als de dienst der grondbelasting
worden toegezonden. Hiervoor is slechts nodig de totaalkaarten en de
proefstaten in triplo te vervaardigen of wel wat de laatste betreft,
dat de dienst der grondbelasting na bijwerking van de bij hem be
rustende totaalkaarten, de proefstaten aan genoemde inspecteur door
zendt.
Ter vervanging van de registratieleggers kan misschien worden
volstaan met kopieën of uittreksels van de artikelkaartenof is het
mogelijk de werkwijze te volgen die thans wordt toegepast door het
centrale Successie- en Registratiekantoor te Amsterdam waar deze
leggers ontbreken Deze vraag is vooral gewettigd omdat voortaan op
eenvoudige en overzichtelijke wijze alle onroerende goederen zullen
kunnen worden gevonden die iemand op naam heeft.
Nu volgen nog enkele cijfers. Aan de bewaringen Amsterdam,
Rotterdam en 's-Gravenhage bedragi
in gebruik zijnde leggers
bestaande percelen
kaarten van de alg. naamwijzer
in gebruik zijnde kaarten nr 93
kaarten nr 93 geschreven in 1943
tj ti tt tt 1944
tt tt tt 1945
Uit deze cijfers blijkt, dat, bij de hier voorgestelde boekhouding,
voor de bewaring Rotterdam ('s-Gravenhage) het aantal leggerartike
len stellig met meer dan 16000 (24324) zou verminderen.
430 leggers beslaan een wandruimte van ongeveer 15 m2 (diepte
30 cm) 300000 kaarten, opgeborgen in bakken met afmetingen aan
de voorzijde van 25 bij 25 cm, elk bevattende 1500 kaarten, beslaan
een wandruimte van ongeveer 12,5 m2 (diepte 62 cm).
Moge dit artikel een bijdrage zijn tot een meer moderne en ver
beterde kadastrale en hypothecaire boekhouding.
305
440
150000
202732
80000
50000
30000
54000
66000
3118
Mr H. Schuttevder, Cand.-notaris, Hoofdinspecteur
van 's Rijks Belastingen, 's-Gravenhage:
Met levendige belangstelling nam ik kennis van het rapport van de
Studiecommissie voor reorganisatie van de kadastrale dienst, opge
nomen in het mij (blijkbaar door bevriende hand) toegezonden Tijd
schrift voor Kadaster en Landmeetkunde dd. 1 Augustus 1947. En
nu in dat omvangrijke stuk werk de opmerking voorkomt, dat de
Studiecommissie (hierna afgekort tot SC) hiermede ook beoogt, een
bijdrage te leveren in de discussie over dit onderwerp, meen ik van
mijn belangstelling niet beter te kunnen doen blijken dan door het
wijden van enige beschouwingen aan bovengemeld onderwerp, daarbij