302 En tenslotteuit wat ik eerder opmerkte blijkt ook dat het opnemen van wetsbepalingen in het B.W. (vide rapport blz. 181) omtrent de vraag wat openbare registers zijn en wie ze bijhoudt, een reeds ver vulde wens is. Sinds de „Vergelijking" van Asser (anno 1838) tot de huidige dag is niet door enig jurist voor twijfel vatbaar geoordeeld, dat het in dit opzicht gesteld is zoals ik boven vermeldde. Ik meen dat het noodzakelijk is op het vorenstaande duidelijk de aandacht te vestigen opdat indien de plannen van de SC inderdaad in deze richting verder zullen worden afgerond en naar voren gebracht de kans vermeden worde dat de critiek zich aanstonds zou richten op deze punten, waardoor de vraag in hoeverre het doel dat de SC zich stelt, waard is te worden nagestreefd, niet in het centrum zou staan van die belangstelling waarop het onderwerp recht heeft. Dit doel zou, ietwat huiselijk, omschreven kunnen worden alshet verkrijgen van een beter, een betrouwbaarder kadaster, zowel wat de boekhouding als wat de kaarten betreft. Dit streven zal niet alleen nergens bezwaren ontmoeten, het zal zelfs communis opinione waar dering oogsten. Wat de SC op blz. 166 (tyreede gedeelte) over het kadaster opmerkt, zal immers ieder willen onderschrijven. Maar de vraag dient onder ogen te worden gezien een zuiver praktische vraag of inderdaad plannen van deze aard de kans op verwezenlijking langs de voorgeslagen weg in zich dragen. En, zo neen, of dan een andere koers gezeild moet worden. En dan, welke? Het fraaie artikel van wijlen Prof. Mr I. B. Cohen over het stelsel van onroerend goed in het B.W. van 1838 tot 1938 heeft het ons inder tijd nog weer eens ingescherpt, hoezeer het onze wetgever heeft ont broken aan lust of vermogen tot vormgeving aan datgene wat aan desiderata op dit gebied van zovele zijden en zovele malen is gepro pageerd. Het gold daarbij dan veelal plannen in concrete lijnen die principiële maatregelen nastreefden en die menigmaal waren naar voren gebracht door veelzijdig samengestelde en juist daardoor met een waarborg van deskundigheid beklede Staatscommissies. Mij be kruipt dan de vrees dat plannen als die welke door de SC thans naar voren gebracht worden, a fortiori tot onuitgevoerd blijven gedoemd zullen zijn. Ik zou daar mogelijk anders tegenover staan indien het zó was dat de voorgenomen maatregelen zouden bewerkstelligen hetzij dat het kadaster een „eigendomskadaster" zou worden, hetzij althans dat het anderszins een grotere juridische betekenis zou krijgen, hetzij dat het tenminste duurzaam in feitelijk opzicht een grotere betrouwbaarheid zou krijgen. - De SC spreekt eigenlijk zelf reeds op blz. 181 uit dat geen dezer drie mogelijkheden verwezenlijkt zal worden. Doch op blz. 170 wordt toch gerept van het bezorgen aan het kadaster van „een grotere juri dische betekenis"men zal hier evenwel moeten lezen een grotere feitelijke zo men wil, een grotere maatschappelijke betekenis. Immers, het fundament voor een grotere juridische betekenis zou door de wet verleend moeten worden, en zodanig fundament houdt het ontworpene niet in.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1947 | | pagina 306