306
Ook zij hoopt, dat voor het verder leiden van haar plannen een
bredere bedding zal kunnen worden gevonden. Of dat nu echter weer
een Staatscommissie moet zijn, zoals Mr S. voorstelt? Mij dunkt, die
van 1906 bestond toch wel uit uitermate deskundige en vooraanstaande
personen, allen van de soort die Mr S verlangt. Onder hen waren
„met het zakenrecht theoretisch en praktisch op de hoogte zijnde
juristen"; zij allen werden gestuwd door „het enthousiasme en de
deskundigheid van de heer I. Boer Hzn."
Deze Staatscommissie schonk ons een zeer concreet wetsontwerp,
een afgerond geheel vormend, nl. dat op de grensregeling. Het is nooit
verder gekomen dan tot opneming in bedoeld rapport. Het is de vraag,
of er aan het Ministerie van Justitie door deskundige juristen verder
ooit ernstig notitie van is genomen.
Het beoogde niet van ons kadaster een eigendomskadaster te maken
wél dat het een grotere juridische betekenis zou krijgen en althans,
in verband met de voorgenomen hermetingen, in feitelijk opzicht een
grotere betrouwbaarheid zou krijgen. Het wetsontwerp is, behalve
in kadasterkringen, eenvoudig vrijwel doodgezwegen.
Nu kleven er aan het in het wetsontwerp op de grensregeling ge
volgde systeem ter verkrijging van meer rechtskracht t.a.v. de kadas
trale grenzen, nogal wat bezwaren. Het opmaken van de processen-
verbaal van grensregeling is een tijdrovend werk; het archief wordt
er zeer door vergroot; over de bewijskracht er van bestaat verschil
van mening.
De SC heeft nu, in de hoop dan gemakkelijker iets te kunnen be
reiken, het over een andere boeg gegooid. En juist zoals Mr S. dat
wil, heeft zij eerst vastgesteld waar zij zich bevond, alvorens een weg
aan te wijzen waarlangs naar haar mening het eindpunt dat zij zich
ten doel stelde (meer rechtszekerheid t.a.v. de grondeigendom door
middel van een zo perfect mogelijke administratie van het kadaster)
ware te bereiken.
Natuurlijk ging zij, wier leden uitsluitend landmeter zijn of waren,
uit van vaste punten. Deze zijn
I. De openbare registerswelker functie hierboven door Mr S.
beknopt en helder uiteengezet is. De SC meent het karakter en de
functie van deze registers wel te hebben doorgrond. Zij voelt het
echter als een leemte, dat ons B.W. ze alleen noemt, als vanzelf het
bestaan er van aannemende, zonder ze ergens systematisch te be
handelen. Nu ons B.W. geheel op de helling komt, moeten ook deze
openbare registers duidelijk hun plaats in ons rechtssysteem krijgen.
Worden ook niet de registers van de Burgerlijke Stand, het Handels
register en het Grootboek uitvoerig en systematisch in de wet be
handeld
Nu plaatste artikel 2 ontwerp-Kadasterwet deze registers onder de
Rijksdienst van het Kadaster, in welke dienst volgens het voorstel van
de SC het tegenwoordige dienstvak van de Hypotheken en het
Kadaster zou overgaan. (Zie het eerste gedeelte van deel II van het
rapport der SC voorkomende in het Huishoudelijk Orgaan van de
Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde, nr 107, Juli 1946, en
de considerans van het ontwerp-K. B., ook vermeld in dit Tijdschrift