311 Literatuuroverzicht Coördinatie van het meet- en kaarteerwezen in Nederlandsch-Indië (vervolg) Blijkens de ontvangen notulen werden de vergaderingen te Batavia over bovenvermeld onderwerp onder voorzitterschap van de Heer J. van Mil, Hoofd van het Kadaster, voortgezet op i, 8 en 15 Juli. Op de eerste van deze besprekingen bleek andermaal, hoezeer de afwezigheid van Kolonel Kint als vertegenwoordiger van de Leger commandant door de aanwezigen werd betreurd. Nadat de mede deling van de Voorzitter, dat de Heer Kint schriftelijk had laten weten onder zekere voorwaarden bereid te zijn ter vergadering te vèrschijnen, enige discussie had uitgelokt over de te volgen gedrags lijn, werd voortgegaan met de bespreking der werkingssfeer van het Directorium, in het bijzonder betreffende de waterpassing. Het aantal peilen op de verschillende eilanden is legio, terwijl de relatieve ligging der nulpunten niet nauwkeurig bekend is. Van Water staatszijde werd, met enige sprekende voorbeelden, het chaotische van deze situatie geïllustreerd. Zo een sectie van Midden Java, waar t.b.v. de hoogtebepaling voor de bevloeiing van één watervang uit, vier verschillende peilen als uit gangspunt dienden, terwijl de hoogteverschillen met de aangrenzende gebieden niet bekend waren. Nadat de moeilijkheden, welke de archipel oplevert voor de invoe ring van een peil met één homogeen vergelijkingsvlak ruimschoots onder het oog waren gezien en een der aanwezigen de practische opmerking had gemaakt, dat aan het nulpunt een positieve waarde van b.v. 10 een suggestie, welke ook t.a.v. het N.A.P. het over wegen waard zou zijn ware te geven, stemde de vergadering in met de volgende conclusies Het Directorium draagt zorg, dat per eiland op de duur wordt be schikt over één peil, zijnde de gemiddelde laagwaterstand en dat, voor zover dit mogelijk is, de peilen der eilanden door middel van water passing worden verbonden. Het Dir. beoordeelt met het oog op de belangen der wetenschap de wenselijkheid van de verbinding der eiland-peilen, voor zover deze niet door middel van waterpassing tot stand is te brengen. Op grond van de analogie met hetgeen eerder over de triangulatie van hogere en lagere orde was besproken, leverden de primaire, secundaire en tertiaire waterpassingen niet veel stof tot bespreking, afgezien van een langdurige discussie over de vraag wie met de uitvoering belast moet worden. Sommige aanwezigen wilden de primaire waterpassing zien opgedragen aan een bepaalde organisatie, andere aan „deskun digen", terwijl voorts de opmerking werd gemaakt, dat men zich ook een particuliere instelling als uitvoerster kan denken. De secundaire en tertiaire waterpassingen zijn uit te voeren door alle belanghebbende diensten onder leiding van het gewestelijk ka dasterkantoor dat bovendien met de bewaring en het onderhoud belast wordt, zodat een dienst, die een bepaald werk gaat ondernemen, zich

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1947 | | pagina 315