40
landbouw van het grootste belang. Ondanks de krachtsinspanning van de afge-
loopen jaren blijven er nog 20.000.000 ha, die slechte verbindingswegen hebben
en men moet rekenen dat voor deze verbeteringen 500.000 km weg noodig zal
zijn. De onkosten hiervan zullen ongeveer 42 milliard francs bedragen, waar
tegenover een meeropbrengst van 10 milliard per jaar staat.
De waterwerken zullen deze verbeteringen moeten aanvullen. Het gaat hierbij
om 1.200.000 ha, waarvoor een uitgave noodig zal zijn- van ongeveer 3 milliard
met een jaarlijksche meeropbrengst van ongeveer 1 milliard.
Voorts staan nog op het programma voorzieningen betreffende drainage-irriga-
tie-ontzilting en verwerken van straatvuil.
De distributie van electrische energie en van drinkwater moet worden voltooid,
het tekort aan landbouwmachines aangevuld, terwijl de landbouwindustrieën een
belangrijke uitbreiding moeten ondergaan, en rationeel over het platteland ver
deeld een systeem van koelinrichtingen moet worden aangebracht.
Vele milliarden zijn hiervoor noodig, maar het geschatte jaarlijksche rendement
staat in èen zeer gunstige verhouding tot de te maken onkosten.
Een der grootste vraagstukken voor den Franschen landbouw is de huisvesting,
zoowel voor mensen als voor dieren. Behalve door financieele hulp van den
Staat wordt, blijkens een opmerking uit de vergadering van de Académie d'Agri-
culture de. France, hierin thans ook voorzien, doordat volgens de nieuwe pachtwet
van 13 April 1946 iedere eigenaar verplicht is 25% van de pachtsom te reser
veeren voor de verbetering van de verhuurde bedrijfsgebouwen.
Zooals men ziet, worden ten behoeve van den Franschen landbouw grootsche
cultuurtechnische plannen overwogen.
December 1946. C. KROMBEEN.
Door M. Massot werd op het congres van den Franschen Landbouwbond
Confédération générale de l'agriculture in 1946 een rapport uitgebracht over:
„Verbetering van de arbeidsvoorwaarden, de sociale en beroepsvoorwaarden
van de landbouwers."
Bij beschouwing van de arbeidsvoorwaarden, aldus de spreker, valt dadelijk
op de groote versnippering van den grond en de verplichting op groote
afstanden te gaan werken. In zijn departement is een boerderij van ongeveer 200
ha verdeeld in 680 perceelen, in een ander is een gemeente van 2179 ha samen
gesteld uit 48.000 perceelen.
Geconstateerd wordt dat de voorwaarden voor den arbeid hier absoluut ab
normaal zijn.
Het denkbeeld van hergroepeering van perceelen is in Frankrijk aan het
einde van de 19e eeuw gepropageerd door den Heer Mathieu de Domb'asle.
Na den wereldoorlog van 1918 zijn enkele wetten-ontstaan, welke golden voor de
door den oorlog verwoeste gebieden en tot doel hadden het hergroepeeren van
gronden. Verder heeft een wet van begin 1938, de Loi Chauveau, zich opnieuw
voor dit probleem gespannen. De resultaten dezer wetgeving zijn weinig bevre
digend. Een nieuwe wet van 9 Maart 1941, bekrachtigd bij beschikking van 7
Juni 1945, heeft de hergroepeering van den eigendom gemakkelijker gemaakt.
Deze wet kent de bevoegdheid om voorbij te gaan aan de oppositie van de
eigenaren die vijandig staan tegenover ruilverkaveling en die tot dusverre steeds
deze aangelegenheid hebben doen mislukken.
Dan behandelt de heer Massot eenige tegen ruilverkaveling aangevoerde'be
zwaren, o.a. dat de laatstgenoemde wet een inbreuk zou zijn op het eigendoms
recht.
„Wat is het eigendomsrecht" vraagt hij. „Is het het recht om den grond
waarop men leeft, te gebruiken ente misbruiken? Neen, dat is het niet.
Het is het recht en de plicht om van zijn grond de hoogste opbrengst te halen
in het algemeen belang."
Bij ruilverkaveling nu gaat het er om dit recht te brengen tot zijn grootste
profijt voor de samenleving door de voorwaarden voor het gebruik van den
grond te verbeteren.
Een werkelijk groot gebrek van de wet van 1941 is naar sprekers meening
de duur der procedure, welke op 2 a 3 jaar per gemeente wordt geschat. Hier
komt nog bij het groote gebrek aan landmeters.