45 Spr. brengt dank aan de heeren Jonas en Kramer voor de waardeering, waaraan zij uiting gaven. De heer Jonas vulde de doelstelling ontworpen door den heer Schuurman, aan. De studiecommissie heeft lang stilgestaan bij de keuze tusschen doelstelling of taakomschrijving. Een doelstelling werkt wel stimuleerend, doch draagt ook een beperking in zich. De nadeelen van een doelstelling achtte de studiecommissie grooter dan de voordeelen. Het is onmogelijk een doelstelling vast te leggen, die in de toekomst geldt. Daarom besloot de commissie tot een taakomschrijving. Het vaststellen van een goede taakomschrijving is echter ook moeilijk. De heer Jonas wil aan de doelstelling van den heer Schuurman toevoe gen: „en die hiermede samenhangende taken te vervullen die hem door de over heid of de wet worden opgedragen." De commissie vond dit vanzelfsprekend en dus niet noodig te vermelden. De heer Fortuin haalde eenige zinsneden aan uit het Huish. Org. nr. 107 biz 11. Wij hebben niet meer bedoeld dan wat geschreven staat, nl. als het Kadaster meer biedt, dan is meting door de niet-kadastrale diensten niet noodig in den omvang zooals thans. De bedoeling de niet-kadastrale meetdiensten tot nul te reduceeren hebben wij nooit gehad! Op dezelfde bladzijde 11, waar de heer Fortuin uit citeerde, staat eenige regels lager: „7 och zullen Rijkswaterstaat, groote gemeenten, provincies en spoorwegen over eigen meetdiensten moeten blijven besschikken voor werkzaamheden van internen aard, b.v. voorbereidend terreinwerk, uitzetting voor kunstwerken, afpa ling van bouwperceelen, e.d.". De heer Fortuin sprak ook zijn teleurstelling er over uit, dat de samenwerking tusschen de meetdiensten niet was genoemd in het rapport. Het rapport had ten doel een studie te geven over de reorganisatie van den kadastralen dienst zelve. Is een zelfstandige „Rijksdienst van het Kadaster" eenmaal tot stand gekomen, dan kan de samenwerking beter tot haar recht komen en geregeld worden. In het rapport wordt echter wel bepleit de instelling van een interdepartemen- talen overkoepelingsraad. De heer Moor meent te weten, dat het Bestuur wenscht, dat ook de jongeren hun stem laten hooren en wil daaraan gevolg geven. Met de saamhoorigheid van den landmeetkundigen en den administratieven dienst en de wenschelijkheid van instelling van een zelfstandigen „Rijksdienst van het Kadaster" kan spreker zich volkomen vereenigen, doch hij is van mee ning, dat deze dienst niet behoeft te ressorteeren onder het Ministerie van Finan ciën en dat in het rapport sommige zaken mooier worden voorgesteld dan zij in werkelijkheid zijn. Spr. is met den heer Fortuin de meening toegedaan, dat de commissie zich had moeten beraden over het contact met de niet-kadastrale diensten. Spr. meent een tegenspraak te bespeuren tusschen de groote taak die de commissie voor het Kadaster ziet weggelegd en de door haar ontworpen perso neelsformatie, zooals deze op blz. 22 van het Huish. Org. nr 107 staat vermeld. Willen wij die groote taak aan kunnen, dan moet dit in de personeelsformatie tot uiting komen. Z.i. heeft de commissie hier niet ver genoeg vooruitgezien. Spr. ziet de toekomstige taak van de afgestudeerden uit Delft meer leidinggevend. De commissie noemt op blz. 22 van HO. nr. 107: 202 landmeters, 164 veld- assistenten en 227 teekenaars, dus ongeveer 200 landmeters tegenover 400 tee kenaars en veldassistenten. Een verhouding dus van 1 op 2. Met deze formatie zal de Rijksdienst van het Kadaster die groote taak niet aan kunnen. Voor de verre toekomst ziet spr. deze verhouding ongeveer 1 op 5. Het rapport zegt: „dat de aanvulling per jaar met landmeters ten minste 6 zal moeten zijn". Spr. denkt, dat dit aantal te hoog is. Van de afgestudeerden zal ook een deel naar het buitenland afvloeien. Spr. wil dus verhooging van het aantal veldassistenten en teekenaars en ver mindering van het aantal landmeters. Spr. vraagt of de commissie zich in verbinding heeft gesteld met de eerst genoemde ambtenaren bij de opmaking van het rapport. De heer Rietsema merkt naar aanleiding van de woorden van den heer Om verwarring te voorkomen zijn in dit verslag dezelfde aanduidingen: landmeter, veldassistent en teekenaar gebruikt als in het rapport.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1947 | | pagina 45