46 Fortuin op, dat indien de landmeter moet samenwerken met niet-kadastrale dien sten, hij zich vertrouwd moet maken met hun sfeer en dus gedetacheerd moet worden bij die diensten. De Voorzitter meent dat dit te ver gaat. De heer Hof herhaalt, dat de opdracht aan de commissie niet luidde een rap port uit te brengen over samenwerking tusschen de meetdiensten. Dit was de taak van Pro}. Tienstra. Spr. betoogt nogmaals, dat de samenwerking beter geregeld kan worden als de zelfstandige „Rijksdienst van het Kadaster" tot stand komt. Wat betreft de opmerkingen van den heer Moor over de personeelsformatie op blz. 22 van het Huish. Org. nr. 107 merkt spr. op, dat deze formatie geldt voor de naaste toekomst en niet voor de verre toekomst, zooals ook vermeld staat boven het staatje op blz. 22. De aanvulling van 6 landmeters per jaar werd genoemd, omdat in de komende jaren ongeveer 6 landmeters per jaar den dienst zullen verlaten. Dat in de toekomst de personeelssterkte der landmeters, veldassistenten en teekenaars anders zal komen te liggen, is spr. met den heer Moor eens. Er zal meer werk aan de teekenaars en veldassistenten moeten worden overgelaten. Doch het zal tijd kosten om dit corps uit te breiden. Ook spr. ziet de taak der afge studeerden uit Delft in de toekomst meer leidinggevend. Overleg met andere vereenigingen werd niet noodzakelijk geacht en had ook practische bezwaren met het oog op den beschikbaren tijd. De heer O. J. Jonas heeft naar de ideeën van den heer Moor met belangstel ling geluisterd. Spr. is verheugd de meening der jongeren te hooren. De gevoerde strijd voor verbetering der opleiding der landmeters is een gevolg geweest van de gebleken behoeften in de practijk te velde en ten kantore. Er bestond behoefte aan een breedere opleiding. De heer Moor bepleit de verhouding van 1 landmeter tegenover 5 veldassistenten en teekenaars. De consequentie zou zijn, dat de veld dienst geheel zou worden uitgevoerd door de veldassistenten. Spr. vraagt zich af wat dan bereikt is in vergelijking met den toestand van omstreeks 1880. De landmeters van toen waren te vergelijken met onze veld assistenten van nu. De landmeters hebben een breedere opleiding gekregen. En nu zouden zij den geheelen velddienst moeten overlaten aan de veldassistenten zonder die breede ontwikkeling. De waarde van ons vak ligt bij de uitoefening van den gewonen dienst. Daar is behoefte aan ambtenaren met een breede ontwikkeling. Vooral bij de opmeting van de acteposten en de grensuitzettingen is de positie van den landmeter van groote beteekenis. Spr. maant tot voorzichtigheid om te voorkomen, dat ons streven naar een breedere opleiding niet in een verkeerd daglicht komt te staan. De heer Stoorvogel wil allereerst ingaan op de woorden van den heer For tuin Spr ziet als voornaamste taak van het Kadaster het verschaffen van goede kaarten, aangesloten aan het systeem der Rijksdriehoeksmeting, die op groote schaal een weergave brengen van de rechtsgrenzen en de hoofdgebouwen^ Daarnaast hebben de niet-kadastrale landmeetkundige diensten een breed ar beidsveld voor zich liggen. Als voorbeeld noemt spr. de werkzaamheden ï.v.m. den wederopbouw. I Behalve zuiver kadastraal-landmeetkundig werk moet daar ook veel werk ver richt worden voor andere doeleinden, zooals waterpassen en opmeten van terrein- details. Spr. is van meening, dat deze werkzaamheden niet tot de taak van het kadaster behooren en dat de niet-kadastrale diensten uitbreiding zullen ondergaan. Taakverdeeling tusschen de landmeetkundige diensten is noodzakelijk. De niet- kadastrale diensten kunnen de kadastrale kaart naar behoefte completeeren met de details, die voor hen speciaal van belang zijn. Spr. ziet het Kadaster zich beperken tot het verschaffen van göede kaarten van de rechtsgrenzen en de hoofdgebouwen en had in het rapport van de studiecommissie aanwijzingen in die richting verwacht. Hun, die het aantal landmeters te hoog vinden, wil spr. allereerst de nieuwe voorschriften voorhouden, waarin de in rekening te brengen kosten voor de werkzaamheden te velde van de landmeters worden bepaald op f 7.50 en voor die van de technische ambtenaren op 6.-— per uur. Uit deze cijfers valt af te leiden, dat de kosten voor de veldwerkzaamheden niet zoo veel zullen dalen door de technische ambtenaren in ruime mate in te

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1947 | | pagina 46